Spoorloos verdwenen: Het verdriet om vermiste geliefden
Ze komen elke dag voorbij, de opsporingsberichten. ‘Sindsdien ontbreekt elk spoor’. Welk verhaal zit er achter dat zinnetje? Een artikel over zoekers en achterblijvers, gevonden worden en een blijvend gemis.
Op 15 december 1996 verdween in Gent de 28-jarige Hans De Dier. Hij had omstreeks 16u afgesproken met zijn moeder, maar kwam niet opdagen. Rond 14u30 werd hij nog opgemerkt in de Veldstraat. Sindsdien ontbreekt elk spoor. Hans De Dier is 1m78 groot en is slank gebouwd. Hij heeft blauwe ogen en sluik kastanjebruin haar. Op het moment van zijn verdwijning droeg hij een donkerblauwe jeans, een zwarte trui en een bruine lederen vest. Heel vaak weten de achterblijvers nog perfect hoe die laatste dag eruitzag. Of proberen ze hem aan elkaar te lijmen uit duizend stukjes informatie. Maar altijd blijft die dag een eindpunt, of het begin van iets nieuws, het moment dat alles veranderde. “Hans verdween in december 1996”, zegt zus Ilse De Dier (44). “Mijn moeder had hem mee naar Gent genomen. Zij ging werken, hij deed z’n ding. Hij was niet op de afspraak om samen naar huis te rijden. Dat was niet meteen ongewoon, dus maakte ze zich geen zorgen. ‘Dan pakt hij de bus maar’, zal ze gezegd hebben. Maar hij kwam niet thuis. Hij kwam nooit meer thuis. Ik haat december, nu nog. Ik zou die maand met plezier overslaan.” In herinneringen wordt naar verklaringen en aanwijzingen gezocht. Een teken.
“We zijn op ziekenbezoek geweest in Kortrijk en daarna zijn we aardappelen gaan halen”, vertelde de moeder van Marie-Claire Vanhoutte, die in 1997 verdween. “We hebben een ommetje gemaakt langs de kapel, dat deden we wel vaker, wij zijn een heel gelovig gezin. Toen we thuis waren, hebben we gegeten en heeft Marie-Claire voorgebeden. Nadien zag ik haar naar de garage wandelen. Ze is vertrokken met haar auto, maar heeft de garagepoort opengelaten, wat ze anders nooit deed.” Dat was op 30 juli 1997. Haar vader overleed een jaar na de verdwijning, maar Marie-Claires moeder en broers hebben nog oneindig veel inspanningen gedaan om de losse eindjes van het verhaal aan elkaar te knopen. Een bevriende kloosterzuster en een waarzegger werden ondervraagd. Door de contacten met godsdienstige kringen werd er heel even aan sektes gedacht, en heeft men in Amerika en in voormalig Joegoslavië gezocht. Na zestien jaar, in april 2013, werd de Opel Corsa van Marie-Claire bij baggerwerken in het kanaal gevonden. Met 42 menselijke botresten die aantoonden dat het om haar ging. Een wanhoopsdaad, concludeerde het parket. Biedt die zekerheid antwoorden? Of komen er dan gewoon weer andere vragen: waarom hebben we niets gemerkt, waarom heeft ze niets gezegd, waarom was ze zo wanhopig?
“Die discussie voeren we thuis al jaren”, zegt Ilse. “Waarom? Wat is er gebeurd? Iedereen heeft zo zijn eigen visie. Mijn oudere broer denkt dat Hans in een duister milieu was beland, dat er misschien wel drugs mee gemoeid waren. Mijn zus en ik zien dat weer anders, en mijn moeder wil het er eigenlijk liever niet over hebben. Het heeft ons niet dichter bij elkaar gebracht, de pijn om Hans. We zijn er nooit echt in geslaagd om dat samen te verwerken. Zijn verdwijning heeft ons uit elkaar geslagen, we zijn als los zand geworden. We proberen er elk op onze eigen manier mee om te gaan, maar kunnen het verdriet als gezin geen plaats geven.”
Het portret
“Wat wij eerst doen, is een duidelijk beeld proberen te schetsen van de verdwenen persoon”, zegt Alain Remue, hoofd van de Cel Vermiste Personen. “Gaat het om een kindje van vier, verdwenen in de speeltuin? Een tiener van zestien die na een fuif niet is thuisgekomen? Een tachtigjarige met alzheimer? We proberen dat plaatje helder te krijgen: wie is de vermiste persoon, wat waren de omstandigheden van zijn verdwijning? Elke zaak is anders, en je mag nooit te snel conclusies trekken. ‘Die tiener zal wel ergens zijn blijven slapen’. Dat is hoogstwaarschijnlijk het geval, maar zolang we dat niet zeker weten, nemen we de zoektocht ernstig en houden we de opties open. Tijd is cruciaal: meteen handelen, snel het zoeken opstarten. Ook het weer heeft invloed. Een bejaard persoon met dementie die naar zijn voormalige woning op weg is bij vrieskou, dat is een drama, die mensen zijn kwetsbaar. En de klok tikt. Je bedenkt verschillende scenario’s. Is dat jongetje van vier met een vriendje mee naar huis gegaan? Gaan wandelen en verdwaald? Heeft hij op die wandeling een ongeval gehad en ligt hij ergens, gewond? Is er sprake van een vechtscheiding, en heeft een van de ouders hem meegenomen? Een laatste hypothese kan zijn dat hij door een onbekende is ontvoerd. Maar in het begin mag je geen enkele mogelijkheid negeren. ‘Zeg nooit nooit’, is een van onze stelregels. Sluit niets uit, alles kan.
Soms start een zaak heel onrustwekkend – een hoopje kleren aan de rand van het kanaal, een verlaten auto – en vinden we die persoon vijf dagen later terug, in een hotel aan zee, met een schoon madam. Soms begint alles ‘vrij onschuldig’: ‘Mijn vrouw en ik hebben wat woorden gehad, ze ging een ommetje maken, maar nu heb ik al een dag niks meer gehoord’. En dan eindigen we met een familiedrama en een lijk in de diepvries. Echt, de realiteit overtreft heel vaak de fictie.” Bij Hans speelde de onmiddellijke beeldvorming tegen hem. ’Mevrouw, uw zoon is 28, hij doet wat hij wil. Als hij weg is, wil hij waarschijnlijk niet gevonden worden’. Met die woorden van de politie moest de moeder van Hans het stellen toen ze zijn verdwijning ging aangeven. Dat Hans al eens met de politie in aanraking was gekomen, maakte voor hen het beeld heel duidelijk: probleemgeval, daar steken we onze tijd niet in. “Mijn moeder was volledig ontzet over de ontvangst op het politiebureau”, zegt Ilse. “Ze hebben haar nog net niet uitgelachen. Ze heeft haar verontwaardiging een jaar meegedragen en toen is ze opnieuw aangifte gaan doen. Dit keer werd ze wel serieus genomen. Maar toen was Hans al een jaar weg. Misschien nog geen cold case, maar de sporen waren zeker lauw. En wij hadden toen al zoveel opgeruimd: zijn kleren, kam,... Zelfs de tandarts had zijn dossier verwijderd. Zoveel dingen die in het begin nog hadden kunnen helpen, waren er niet meer.”
Mijn grote broer
Het opsporingsbericht is summier, een klein deeltje van wie Hans is. In Japan noemt men verdwenen mensen ‘Johatsu’: verdampt. Het opsporingsbericht is de essentie, het residu dat rest als de rook is opgetrokken. Voor Ilse blijft Hans wie hij toen was. “Hij is eeuwig 28. In mijn hoofd wordt hij niet ouder. Ik probeer me in te beelden hoe hij er vandaag zou kunnen uitzien, maar mijn geest laat dat niet toe. Mijn gedachten dwalen af naar wat er gebeurd zou kunnen zijn. Is hij vermoord? Is het zelfdoding? Heeft hij elders een bestaan opgebouwd? Ik kan er niet te lang bij stilstaan, het is te confronterend.” Hans is het tweede kind in de rij, twaalf jaar ouder dan Ilse. “Ik ben de jongste. Ik keek naar hem op. Mijn bijzondere broer, een oude ziel, een zoeker. Hij kon heel charmant zijn, had een fantastisch gevoel voor humor en was gedreven door nieuwsgierigheid. Hij kende geen grenzen, wilde alles uitproberen. Ik ben hem steeds meer als een beschadigd en kwetsbaar iemand gaan zien. Liefdesverdriet heeft zijn leven volledig overhoopgehaald, en een resem gebeurtenissen in gang gezet die hem steeds dieper hebben meegesleept. Een gebroken hart. Een auto-ongeval waarbij de schuldige een niet-verzekerde buitenlander was. Een lange revalidatie en gezondheidsproblemen als gevolg van dat ongeval. Het verlies van zijn job. Hij kon de klappen van het leven niet verwerken en is weggegleden in miserie.
Ten tijde van de verdwijning werkte hij ’s nachts in een benzinestation langs de E17. Ik kan me voorstellen dat het nachtelijk leven hem met ongure types in contact heeft gebracht. Is hij toen in een duister milieu gesukkeld zoals mijn broer denkt? Na zijn verdwijning hebben we documenten gevonden waaruit bleek dat hij met piramidespelen bezig was. Heeft er een ontevreden investeerder gereageerd?” Vandaag, in tijden van gsm’s, DNA-onderzoek en veiligheidscamera’s, zou Hans’ verdwijning anders aangepakt worden. “Voor elke vermiste persoon schiet een volledig apparaat in gang”, zegt Alain Remue. “Niet alleen het team van de cel gaat aan het werk, maar ook Child Focus, magistraten, telecomproviders en kredietkaartdiensten. We hebben helikopters, speurhonden, duikers, sonar... Elk geval is anders en we kunnen telkens op de geschikte partners en diensten een beroep doen om de zaak uit te spitten. Ik denk het vaak bij cold cases: als we toen over de middelen hadden beschikt die we nu hebben... Maar die gedachte brengt me niet verder, dus die frustratie moet ik loslaten.”
‘Slecht nieuws is beter dan geen nieuws: eindelijk weten wat er gebeurd is met je geliefde is te verkiezen boven die permanente onzekerheid’
Wat er op de bodem ligt
In 2006 startte Operatie Libremeuse. De bodem van de Maas en het Albertkanaal werden over een lengte van meer dan tachtig kilometer zorgvuldig onderzocht. Een indrukwekkende 568 autowrakken werden bovengehaald. “Ja, dat was een serieuze grote kuis”, zegt Alain Remue. “Op sommige plekken vonden we wel 25 wrakken bij elkaar, dat waren dumpingplaatsen van bendes. Autoverzekeraars konden een heleboel dossiers afsluiten. 560 van die auto’s interesseren me niet. In de overige acht hebben we menselijke resten gevonden, en daarmee hebben we acht families een antwoord kunnen geven. Daar ben ik blij om.” Dat langverwachte antwoord kan soms voor verbijstering zorgen. “Ik was ervan overtuigd dat papa in het buitenland zat”, zei Christophe Lateste pas nog, toen de Ford Taunus van zijn vader Ronny na 31 jaar uit de Damse Vaart werd gehaald. “Ik weet niet of ik blij moet zijn dat hij gevonden werd, of triest dat hij dood is. Ik was er zeker van dat hij naar het buitenland was vertrokken onder een andere naam. De waarheid blijkt anders.” “Die mensen hebben al die jaren een verhaal bedacht om vrede te vinden met die verdwijning”, zegt Remue. “Dat verhaal heeft een plaats gekregen in hun hoofd. ‘Och, die zit zeker op de Bahama’s, met een cocktail’, hoor ik weleens. Soms zijn ze boos op de verdwenen persoon. ‘Wij maken ons zorgen en zij leeft een nieuw leven’. Zo’n autowrak draait al die veronderstellingen ondersteboven, en die mensen zijn ontredderd, ik begrijp dat. Maar dat is slechts een eerste reactie. Wat ik geleerd heb van de achtergeblevenen, is: slecht nieuws is beter dan geen nieuws. Weten is altijd beter dan niet weten. Afsluiting zorgt voor rust. Zelfs al is het een pijnlijke boodschap die moeilijk is om te horen; eindelijk weten wat er gebeurd is met je partner, familielid of kind is te verkiezen boven die permanente onzekerheid.”
Ilse krijgt elk jaar een telefoontje van de politie. “Het dossier is niet afgesloten. Ik heb DNA afgestaan en dat wordt regelmatig vergeleken met dat van menselijke resten die gevonden worden. Elk jaar als ik de stem van die agent hoor, maakt mijn hart een sprongetje. Zou het? We praten dan even over Hans, en zelfs dat korte, administratieve gesprekje doet deugd. Er is nog iemand die aan hem denkt, voor wie hij nog bestaat.” Alain Remue volgt ze, de achterblijvers die op een antwoord wachten. ”Tot vorige kerst kreeg ik elk jaar een kaartje en een telefoontje van Anita Crul, de mama van Sylvie Carlin, een jonge vrouw die vermist geraakte net voor de cel werd opgericht. Ik had een goede band met haar opgebouwd. Enkele maanden geleden is ze overleden. Op de begrafenis schoot het toch door mij heen: ik heb haar geen antwoorden kunnen geven, ze zal nooit weten wat er met Sylvie gebeurd is. Over die onzekerheid praat ik vaak met Dirk Vanden Branden, de vader van Liam, het jongetje dat 22 jaar geleden verdween in Mechelen. We hebben die zaak nog steeds niet kunnen oplossen en dat wringt. We hebben alles gedaan wat we konden, overal gezocht, niets gevonden. Daar lig ik wakker van. Het is ons kleinste kindje, amper twee jaar oud en wij hebben die ouders niet kunnen helpen. Dirk is ondertussen een maat geworden. ‘Dat kan nu toch niet, dat we hem nooit zullen vinden’, zeggen we weleens tegen elkaar. Dirk denkt dat Liam ontvoerd is. Niet noodzakelijk door een pervert, maar door iemand die zijn kind verloren heeft of er geen kan krijgen. Hij blijft hopen dat die jongen op een dag voor zijn deur staat. Ik hoop dat hij gelijk heeft. Bij mij blijft het knagende vermoeden dat hij in het water gesukkeld is. Liam is de zaak die mij nooit zal loslaten. ”
Niemand is gemaakt om zo lang tussen hoop en angst te leven. Ilse: “Hoop koesteren is slopend. Het is alsof ik constant een zware rugzak meesleep, en los van de emotionele bagage die iedereen in het leven verzamelt, zit Hans daar ook nog eens bij in. Ik kan kwaad worden op hem. Idioot, stuur dan een kaartje, denk ik. Zelfs al staat er: ‘Ik wil jullie nooit meer zien, rot op’, het is beter dan niks. Het liefst zou ik hebben dat hij aanbelt. Dan zou ik eerst boos zijn en vervolgens dolblij. Maar op dit moment zou het bericht dat ze zijn overblijfselen gevonden hebben, ook verlossing brengen. Op vraag van mijn moeder hebben we hem verleden jaar dood laten verklaren. Ik denk dat zij vóór haar eigen overlijden een punt wilde zetten achter de nasleep van de verdwijning en ik begrijp dat. Maar ik heb er moeite mee. Ik heb geen lijk gezien. Er is geen begrafenis geweest. Ik heb geen afscheid genomen. Voor mij is Hans niet dood.”
Ilse De Dier zou graag in contact komen met lotgenoten. Meer info hier.