Getuigenis: Ellen vecht ondanks een gelukkig leven tegen boulimie
Ellen heeft een mooie job, veel vrienden en een vriend die haar graag ziet. Toch heeft ze jarenlang boulimie gehad, een ziekte die ze nu onder controle probeert te krijgen.
Een doos melo-cakes en zes mars-repen
Ellen: “Ik ben niet echt een typische boulimie-patiënt, wat dat dan ook moge betekenen. Ik ben nooit dwangmatig met mijn gewicht bezig geweest of zo. Was ook niet nodig, ik heb altijd een slanke lijn gehad. De ellende is begonnen toen ik in mijn laatste jaar op de universiteit zat. We hadden dat jaar een thesis te maken en omdat ik mezelf nooit zo’n goeie schrijfster heb gevonden, kreeg ik daar behoorlijk wat stress van. Als gevolg daarvan ben ik een tijdlang serieus beginnen te snoepen. En dan bedoel ik niet een paar snoepjes per dag. Nee, een hele doos Melo-Cakes of vijf, zes Marsrepen na elkaar was toen meer regel dan uitzondering. Al was ik nadien zo misselijk als wat, die suikerkick kalmeerde me ook, troostte me, toen ik het even niet zag zitten.
De suikerkick kalmeerde me, troostte me, toen ik het even niet zag zitten.
Aanvankelijk bleef het daarbij, tot ik op een verjaardagsdrink van een vriendin aan de praat raakte met een meisje dat er al lachend uitflapte dat ze af en toe een vinger in haar keel stak wanneer ze te veel had gedronken. Ik hoor het haar nog zo zeggen: lekker makkelijk en nadien heb je nooit een kater. Dat vormde voor mij het keerpunt. Zou het echt zo simpel zijn? Voor mij was braken iets wat onherroepelijk verbonden was aan je ziek en ellendig voelen. Dat het iets kon zijn wat je zelf kon opwekken en ook positieve kanten had, was eigenlijk nooit in me opgekomen.
Het moet een week of twee later zijn geweest toen ik het voor het eerst in de praktijk toepaste. Het was een mooie lentedag, weet ik nog, maar ik voelde me ellendig omdat ik tegen de volgende dag een stuk van mijn thesis klaar moest hebben en dat wilde maar niet lukken. Ik ben toen naar de supermarkt gegaan voor de gebruikelijke lading snoep, die ik in één keer naar binnen heb geslokt. Toen een uurtje later de eerste tekenen van misselijkheid opdoken, heb ik geen seconde geaarzeld. Ik ben naar het toilet gelopen en heb gedaan wat die vrouw me een paar weken eerder verteld had. Het ging verbazend goed. En vooral: ik had nadien echt een gevoel van opluchting. Niet alleen omdat ik me fysiek beter voelde, maar vooral omdat er iets in mijn hoofd leek te gebeuren. Ik voelde me helderder, beter bij de pinken. Ik heb me opnieuw aan mijn thesis gezet en ook al liep het niet meteen van een leien dakje, het leek ineens haalbaar. Vanaf dat moment ben ik mezelf meer en meer beginnen te richten op mijn ritueeltje. Ging het even niet goed, of had ik te veel stress? Hop, naar de supermarkt om snoep, dat ik dan een uurtje later weer uitbraakte. Ik weet het, het klinkt ongelooflijk ziekelijk en dat is het ook, maar het hielp me door een moeilijke periode. Als een soort van vriendin op wie je altijd kunt vertrouwen.”
“Ik zag het nooit als een probleem, omdat ik de indruk had dat ik mijn ziekte – al was er geen haar op mijn hoofd dat in die termen dacht – volledig onder controle had. Ja, af en toe ging het even fout, maar dat kon je toch ook zeggen van mensen die een pakje sigaretten per dag roken of zich een paar keer per week lazarus drinken? Om maar te zeggen hoe normaal ik me op dat moment voelde. Ik begon ook los van de snoepkicks me terug te trekken in het toilet. Was ik gestresseerd? Dan was mijn eerste reactie om na een maaltijd naar het toilet te trekken om daar dan mijn ding te doen.”
Mijn moeilijkste gesprek ooit
“Alles is veranderd toen ik mijn vriend leerde kennen. Niet dat hij ook maar iets doorhad in het begin. Pas toen we een keer een heftige ruzie hadden gehad en hij hoorde hoe ik niet lang daarna in het toilet aan het braken was, begon hij onraad te ruiken. Aanvankelijk was hij alleen maar bezorgd. Hij dacht dat ik een gevoelige maag had die slecht reageerde op stress.
Ik liet hem in de waan, beloofde naar een dokter te gaan en daar bleef het lange tijd bij. Tot ik op het werk een klant verloor. Het was niet mijn fout, maar toch trok ik me dat heel erg aan. Thuis begon ik me vol te proppen met alles wat ik maar in de kast vond. Het lijkt wel een slechte film, maar net die dag kwam Tim wat vroeger thuis van het werk. Het moet een scène zijn geweest die indruk op hem maakte:de keukentafel vol met verpakkingen van eten, een omvergevallen pot mayonaise… en zijn vriendin kotsend in de badkamer.
Hij kwam naar me toegelopen, checkte of ik oké was en nadien is hij ontploft. Wat hij precies uitriep, weet ik niet, maar fraai was het niet. Dat hij geen barst meer geloofde van het feit dat ik zogezegd een zwakke maag had, dat ik ziek was in mijn hoofd en dat ik hulp moest gaan zoeken, of hij zou het uitmaken. Achteraf heb ik beseft dat hij dat laatste niet echt meende, dat het zijn manier was om te zeggen dat het zo echt niet meer verder kon. Maar
het kwam ongelooflijk hard aan. Tim was mijn maatje, de man die me overeind hield op moeilijke momenten – ik mocht er niet aan denken dat hij me op een dag zou verlaten.
We hebben die avond het moeilijkste gesprek gevoerd ooit. Ik heb hem alles opgebiecht, van het moment dat ik nog op de universiteit zat, tot mijn verwoede pogingen om het voor hem en iedereen te verbergen. Hij begreep het aanvankelijk niet, vond het een walgelijke manier om mijn gewicht onder controle te houden, een pijnlijke manier om toch maar te beantwoorden aan een schoonheidsideaal dat de media ons opdringen. Terwijl ik hem verdorie met hand en tand probeerde uit te leggen dat dat er echt niets mee te maken heeft. Wanneer ik in de spiegel kijk, zie ik namelijk een slanke vrouw die best een paar kilo zou mogen bijkomen. Het is dus niet zo dat ik een verwrongen beeld heb van mezelf, zoals je zo vaak hoort bij deze ziekte.
Tim heeft me voor een ultimatum gesteld: hij zou me steunen en me alle liefde geven die ik nodig had, maar ik moest en zou naar een therapeut gaan. Dat kwam voor mij als een shock. Niet omdat ik iets tegen therapie heb – ik heb een paar vriendinnen die al jarenlang om verschillende redenen naar een psycholoog gaan – maar omdat me voor de eerste keer werd duidelijk gemaakt dat er iets grondig mis was met me. Dat ik als het ware in de ban was van iets wat groter is dan mezelf. Dat deed pijn, want mijn ziekte heeft me nooit verhinderd om carrière te maken.”
Ik ben supersociaal, heb veel vrienden, een zalige job en ik lijk altijd zeker van mijn stuk, maar diep vanbinnen zit er een klein, onzeker meisje.
Nog altijd een klein onzeker meisje
“Mijn eerste afspraak bij de psycholoog was een ontnuchterende ervaring. Hij zei weinig, liet mij aan het woord. Vóór ik het wist, begon ik te huilen. ‘Ik voel me niet zeker van mezelf. Ik heb altijd het gevoel dat ik me constant moet bewijzen’, hoorde ik mezelf zeggen. Ik flapte het eruit, zonder dat de impact van die woorden tot me doordrong. Hij is er de volgende sessies telkens op teruggekomen en zo heb ik een beter beeld gekregen van mezelf. En dat
oogt niet zo fraai. Ik ben supersociaal, heb veel vrienden, een zalige job en ik lijk altijd zeker van mijn stuk, maar diep vanbinnen zit er een klein, onzeker meisje. Het klinkt als een cliché, ik weet het, maar zo is het echt. De vrouw van negenentwintig is in wezen nog altijd een onzekere puber die zichzelf tegenover de hele wereld moet bewijzen en zichzelf daarbij ongelooflijk onder druk zet.
We zijn er nog niet
“We zijn nu meer dan een jaar na mijn eerste sessie bij de psycholoog en ik merk dat mijn leven stilaan weer normale proporties aanneemt. Ik ga niet liegen: er zijn nog altijd momenten dat het me te veel wordt en dat ik naar het toilet hol om daar mijn ding te doen, maar het komt al veel minder voor dan vroeger. Ik heb geleerd om mezelf te beheersen. Door mezelf te aanvaarden, maar zeker ook met de hulp van ademhalingsoefeningen en meditatie, iets waar ik vroeger altijd een beetje schamper over deed. Maar het helpt me wel door de moeilijke momenten heen en dat is toch wat uiteindelijk telt. Ik durf nog niet te zeggen wanneer ik er definitief van af zal zijn, maar ik hoop dat ik tegen de zomer weer helemaal oké ben. Mijn therapeut is heel tevreden over de progressie die ik maak en dat stemt me hoopvol. We zien wel.”
Openingsbeeld: stockbeeld.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier