Column: hoe Els Keymeulen deel uitmaakte van een roodborstjes reddingsoperatie
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze keer werden de werken in haar tuin stilgelegd om roodborstjes te redden...
Van gevoelige pluimage
Er wordt in onze tuin gewerkt. Twee heren maken van een oud, kaduuk muurtje een stevige muur waartegen desnoods getennist kan worden. De mannen zijn van het onverzettelijke soort: ze werken door, ondanks hagel, regen, storm en een hond die bij voorkeur vlak voor het herop te bouwen muurtje een drol komt leggen. Er wordt niet geklaagd, niet getreuzeld en niet verpinkt wanneer de regen met bakken uit de hemel stort en zij tot op het bot doorweekt steentjes in een kruiwagen stapelen. Ik kijk het vanuit het keukenraam een beetje ongemakkelijk aan en besluit naar boven te verkassen om daar te computeren.
Niémand wil een babyroodborst doodmaken, en al zeker deze twee heren niet
Een uurtje later word ik naar beneden gesommeerd: er blijkt een probleem te zijn opgedoken, en of ik kan komen helpen. Geen idéé wat voor meerwaarde een schriele prutser als ik zou kunnen bieden, maar ik ga toch maar naar de tuin. De heren hebben, tussen de gaten in de oude muur, een vogelnestje gevonden. ‘Roodborstjes’, zegt de ene. ‘Pasgeboren’, zegt de andere. Ze kunnen niet meer verder, de twee heren van beton die hagelbollen geen issue vinden en rustig een tasje koffie drinken in de gietende regen. Nee: hier stopt het voor hen – dit nestje roodborstjes willen ze niet verstoren. We bedenken een plan. Een van hen – de discussie over wié deze vreselijke taak op zich zal nemen, is ongoing – zal het nestje voorzichtig uit de nis scheppen. Ik zal in de kelder het paasmandje van stal halen: een klein rieten mandje waarin de kinderen vroeger op paasmaandag de gevonden eitjes verzamelden. De andere zal een veilig plekje in de tuin zoeken, waar het mandje kan worden gehangen: hoog genoeg zodat de hond er niet bij kan, dicht genoeg in de buurt van de oude muur zodat mama roodborst haar baby’s kan terugvinden. De werken liggen minstens een halfuur stil. Het opscheppen van de baby’s gebeurt secuur, voorzichtig en – ik ga het toch maar zeggen – in blinde paniek: niémand wil een babyroodborst doodmaken, en al zeker deze twee heren niet. Hoe driest ze de oude bakstenen muur tegen de grond aan het hengsten waren, zo voorzichtig wordt het nestje getransfereerd naar het paasmandje. Dit is een Niveau 1-Reddingsoperatie, en we houden allemaal onze adem in.
Het plan lukt, het mandje krijgt een droog plekje in de tuin, en opgelucht worden de muurwerkzaamheden hernomen. Ik beman vanachter het keukenraam de observatiepost en breng blij verslag uit wanneer ik ontdek dat mama roodborst alweer in de buurt rondfladdert en haar kinderen heeft gevonden.
Normaal eindig ik nu met een pun, een uitsmijter, een grapje. Helaas: dit verhaal heeft geen happy ending. De volgende ochtend zijn de roodborstjes allemaal – vijf stuks, zo zal na leegmaken van het paasmandje blijken – dood. Was het te koud, te nat, of wilde de mama haar kinderen niet meer nadat wij ze hadden aangeraakt: ik heb geen idee. Wat ik wel weet: de tuinmannen zijn er het hart van in, en zullen zich de werken in onze tuin nog lang heugen. Niet omwille van het legendarisch slechte weer, de hondendrollen of de waterige koffie, maar omwille van een vogelnestje.