Column: hoofdredacteur Els Keymeulen ontdekte uit eerste hand dat wachtlijsten nog steeds werken als een rode lap op een stier
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze maand werd ze geconfronteerd met de wachtlijst van de plaatselijke tennisclub.
#Wimbleton
Mijn meest gebruikte Pinterestbord heet ‘Wimbleton’ en dat kan ik uitleggen. Het is de zelfverzonnen samentrekking van de woorden Wimbledon en Bridgerton en bevat coole, lichtsexy tennislooks. Ook dat kan ik uitleggen. Gaan we.
Een halfjaar geleden besloten mijn man en ikzelf een activiteit te zoeken die we samen konden doen. Het liefst een sportieve onderneming zodat we naast qualitytime ook vet konden spenderen. Het werd na eliminatie van onder andere tango (ik kan nog niet normaal wandelen, laat staan dansen) en fietsen (die outfit kan écht niet), tennissen. Een stijlvolle, elegante sport die we onszelf wel zagen doen. Correctie: die ik mezelf wel zag doen, haren in een hoge staart, actieve blos op de wangen.
We schreven ons in in de plaatselijke tennisclub en bleken niet op gravel, maar op een wachtlijst te moeten. Nu werken wachtlijsten bij mij als een rode lap op een stier: geef me een handtas die ik meteen kan afrekenen en ik wil ze minder graag dan een tas waarvoor ik in de rij moet. Ik extra verheugd dus, want als deze tennisclub een heuse wachtrij had, móést ie wel de moeite zijn. Om die reden ga ik ook nooit binnen in een leeg restaurant. Nee: liever schuif ik buiten in de regen driekwart uur aan om te wachten op een plaatsje links van de toiletten – het is sterker dan mezelf. Er is één probleem met op een wachtlijst staan: de wachttijd.
Wachtlijsten werken bij mij als een rode lap op een stier
Die vul ik namelijk niet met wachten, maar met ‘voorbereidend werk’. In dit geval: met het uitzoeken van de ideale comfortabele slash fotogenieke tennisoutfit. Ik pinde plooirokjes en polosweaters en Adidas ‘Samba’-sneakers in alle kleuren van de regenboog en vond zelfs een stijlvol polsbandje. Ik snorde op waar ik vintage tenniskledij kon kopen, investeerde in echte sportsokken en bestelde een variëteit aan petten om te matchen met mijn outfits. Het liefst van al kocht ik een houten tennisracket, puur voor esthetiek, maar dat mocht niet van mijn man – we gingen ‘professioneel’ tennissen, dus ik moest een echte racket. Intussen is mijn Wimbleton-bord beter dan de sport zelf, heb ik drie tennisrokjes in de kast waarmee ik voor de spiegel mijn backhand oefen en durf ik mijn collectie polsbanden aan niemand meer te tonen wegens overdreven.
“We kunnen!”, zei mijn man vorige week. “We mogen starten! Zullen we onze eerste les nemen?” Nodeloos jullie te vertellen dat die eerste les nog moet volgen. Het is druk, druk, druk en eerlijk gezegd ook wat te warm om te tennissen. En we gaan al met twee naar de festivals. Het wachten bleek – nog maar eens – spannender dan de activiteit zelf. Ik durf niet te beloven dat mijn Adidas ‘Samba’s’ anytime soon een gravelcourt van dichtbij zullen zien.
Mochten jullie dus iemand spotten op de trein naar Brussel in plooirok met een polsband aan: dat ben ik en, nee, ik ga niet tennissen. Ik ben op weg naar het werk. Lanceren we samen #wimbleton?