Column: “Het lijkt erop dat ik thuis de Eddy Wally van de mode ben geworden”
Chef-mode Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze maand nam ze zoon-lief mee voor een dagje shoppen. Al bleek dat niet zo evident als je van een moderedactrice zou verwachten...
Mee shoppen
Het lijkt erop dat ik thuis de Eddy Wally van de mode ben geworden: iedereen doet een beetje lacherig als ik eraan begin. Met name mijn kinderen vinden modeadvies van mijnentwege niet langer wenselijk, laat staan geloofwaardig. Het begon me te dagen toen ik, vlak voor 1 september, voorstelde met mijn zoon (14) te gaan shoppen. ‘Kan dat via Facetime?’, was het antwoord. ‘NEE!’, zei ik, ‘tuurlijk niet! Je moet passen, zien hoe iets staat. Bovendien gaan we samen lunchen dan, toch gezellig?’.
Lunchen bleek minder gezellig dan ik dacht, en passen, aargh, wie doet dát nog. Ik hield voet bij stuk (kan ik) en sleurde de zoon op een zonnige vrijdag mee naar de stad, op zoek naar broeken, sweaters en T-shirts. Ik had er toen nog zin in, hij had onderhandeld dat de hele onderneming inclusief lunch maximaal drie uur mocht duren. Eerste stop: een soortement skateshop waar ik eigenlijk nooit kom, omdat ik alles te groot/te duur/te onbeleefd vind. Op ongeveer elke sweater staat een variatie op ‘fuck’ en oké, noem mij dan oubollig, maar dat wil ik niet op mijn kleren. ‘Hier is niks’, besloot de zoon na een vluchtige blik, en ik was best opgelucht. Tweede stop was een tweedehandswinkel: de rekken puilden uit, de prijzen waren laag en het rook er naar tieners, maar de gemiddelde vibe was ‘seventies cowboy’ en mijn zoon wil liever ‘2022 teenager’, dus ook daar scoorden we niks.
“Ik bestelde croques uit het vuistje en delfde en passant mijn eigen graf.”
Eerst lunchen dan, en even hergroeperen. Ik bestelde croques uit het vuistje (ik moest die drie uur maximaal be- nutten, weet je wel) en delfde en passant mijn eigen graf: ‘Anders gaan we naar de Vans-shop. Daar vind je álles, en ik weet toevallig ook dat ze een Stranger Things-collectie hebben!’. Ik dacht te triomferen met zoveel coolness, maar de zoon verslikte zich in een hap croque en sprak: ‘Mama. Nee. Ik kan écht niet meer in een Vans-shop binnen’. ‘Ja maar,’ zei ik, ‘waarom niet? En je had toch sneakers nodig? Ze hebben er hele coole!’. De zoon keek verslagen, alsof ik de enige was die de Vans-memo niet had gekregen. ‘Mama. Vans-sneakers. Echt?! Dat is voor kinderen. Dat kan écht niet meer op onze speelplaats.’
En toen kwam het: ik was niet meer mee. Ik was oud. Ik snapte het allemaal niet. Ik stelde de hele tijd de verkeerde dingen voor: logo’s op een sweater. Broeken met maar vier zakken. T-shirts in primaire kleuren. Nee en nee en nee. Ik rekende af en veranderde van strategie: ik zou mijn zoon overleveren aan de verkoper van dienst, zelf op de achtergrond blijven, en proberen niet voor te stellen een maatje kleiner te passen. Maatjes kleiner zijn uit (wisten jullie dat al?). We trokken naar een streetwear-shop, ik schoof de zoon naar voren en liet hem doen. Hij vond wat hij zocht: laaghangende broeken in variaties op beige en zwart, sweaters met een kap, T-shirts zonder logo. ‘Staat je superleuk’, zei ik, in de hoop mijn imago weer wat op te krikken. Maar nooit kan ik het daarbij laten, altijd moet het weer kapot. Dus voegde ik toe: ‘Ik zal op Facebook eens vragen waar andere mama’s met tienerzonen zoal shoppen, misschien kennen wij niet alle winkels?’. ‘Mama! Je bent écht oud. Facebook. Wie zit dáár nu nog op?’