Column: frozen-pleisters, lekker puh!
Chef-mode Els Keymeulen zal nooit nog mensen scheef bekijken als ze fout gekleed zijn en niet de juiste schoenen dragen...
Ik heb er net een week Milaan Fashion Week opzitten en mijn zelfbeeld ligt aan flarden. In die mate dat ik twijfel of ik niet gewoon een andere job moet zoeken; verzekeringsagente bijvoorbeeld. In elk geval een functie waarbij het niet stoort dat ik op platte schoenen en jeans naar het werk slof. Komt-ie.
Ik zat op de Diesel Black Gold show (het worden babydolls voor 2017) en naast me zat een Italiaanse editor. Ze droeg een paar erg hoge open sandalen, een satijnen jurk, en het leek alsof ze net van bij de kapper kwam (het was halftien ’s ochtends op dat moment). Het ergste: ze bekeek me van top tot teen met het soort blik die je doorgaans voor een drol reserveert. Ik snapte haar meteen: ik droeg een jeans, een wit hemd, een paar platte rode & Other Stories-slippers, en ik had op elke hiel een Frozen-pleister (links Elsa, rechts Olaf). Ei zo na had ik me verontschuldigd, maar Italianen spreken geen Engels en ik geen Italiaans. De hele show lang voelde ik me opgelaten, en pijnlijk bewust van mijn slechte kledingkeuzes. Shame on me.
‘Gelukkig was er nóg een Vespa-boy die mij naar de volgende show wilde voeren’
Een dag later was het erger. Ik ging de nieuwe collectie bekijken bij Pomellato en zat in een groepje met drie Duitse collega’s. Ze waren uitgedost alsof ze naar een gala moesten – vloerlange jurk, hoge hakken, haar opgestoken, een wolk van parfum – terwijl ik eruitzag alsof ik, nu ja, op elke voet een blaar had. Na de presentatie stelde de pr ons een setje jongens op Vespa’s voor: zìj wilden ons wel rondvoeren de rest van de dag. De Duitse journalisten kirden en flapperden met de handen van ‘Gerne!’ en ‘Toll!‘ en begaven zich heupwiegend richting scooterboys. Luidruchtig kozen ze elk de jongen van hun voorkeur: “Er ist mein!“. En toen ik aan de beurt kwam, waren de jongens uitverkocht. Gelukkig toverde de Pomellato-mevrouw uit puur medelijden nog van ergens uit de diepte een viérde chauffeur tevoorschijn, dus ik kon ook nog achterop.
Die avond in mijn hotelkamer (drie sterren; van op het toilet kon ik mijn tanden poetsen en mijn kleerkast telde drie kapstokken) vroeg ik het me af. Hoe het kon dat zìj er altijd piekfijn uitzagen, ondanks een hele dag van hot naar her gehol. Hoe het kon dat ik al na één dag de pleisters van mijn kinderen moest kleven, terwijl ik uit voorzorg enkel platte schoenen bij had. En hoe kon het dat ik me dat nog altijd zo erg aantrok, na al die jaren in de mode-industrie. Ik was een avond lang flink ongelukkig, maar gelukkig heb ik geen talent voor depressies. Vandaag weet ik het weer: ik ben wie ik ben, en als je me een drol vindt omdat ik niet met een boa en op hakken in een stad wil rondrennen, so be it. En ik weet nog iets: ik ga nooit nog mensen scheef bekijken omdat ze fout gekleed zijn, of niet de juiste schoenen dragen. Vast hebben ze gewoon ergens een blaar, waardoor ze niet anders kunnen.
LEES OOK ANDERE ARTIKELS VAN ELS:
Here to stay: de modesnob
Column: ware liefde is echt blind
Zo draag je de fluwelen jurk