Column: Els Keymeulen belandde op een sollicitatiegesprek…
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze keer belandde ze onverwachts op een sollicitatiegesprek.
Een hondenstiel
Als het cliché klopt, dat huisdieren de spiegels zijn van hun baasjes, dan dénk ik dat ik zopas aan de dood ontsnapt ben. Gaan we.
Dit begon te lijken op een sollicitatiegesprek, één waarvoor ik niet de juiste kwalificaties had
In het parkje waar ik met mijn hond rondjes loop en stokken door de lucht zwier, kom ik regelmatig een oud vrouwtje tegen, op wandel met haar geelwitte chihuahua Rik. Het beestje – twee kilo pluis met tanden – staat permanent in fight-or-flight-modus; mijn eigen hond loopt er met een grote boog en ingetrokken staart omheen. Op een namiddag liet Oud Vrouwtje vallen dat ze iemand zocht om met Rik te wandelen; het werd voor haar te moeilijk, maar Rik had z’n beweging nodig. Impulsief stelde ik voor dat ik dat wel wilde doen, en dus zat ik op een grijze donderdagnamiddag bij haar in het appartement, aan een klein tafeltje met zicht op wel twintig enorme orchideeën en één goudvis, Fons. Rik stond onderaan mijn stoel te grommen en te trillen alsof z’n leven ervan afhing: ‘Oei’, zei Oud Vrouwtje, ‘hij voelt het al’. Ik vond Rik maar een aansteller, maar hij kreeg een koekje als beloning voor zoveel hysterie en begon erna gewoon opnieuw. ‘Ik zie wel een probleem’, sprak Oud Vrouwtje, ‘u wandelt nogal snel.’ ‘Oh’, zei ik, ‘dat klopt, maar ik kan gerust wat trager hoor als Rik niet meekan.’ Ze keek bedenkelijk en kwam met een tweede probleem: ‘U wandelt als het donker is? Dat vind ik niet veilig.’ Dit begon op een sollicitatiegesprek te lijken – één waarop ik mezelf had uitgenodigd en waarvoor ik niet de juiste kwalificaties had. ‘Ja’, zei ik, ‘ik wandel in het donker – na het werk. Dat lijkt me niet gevaarlijk, gezien Rik aan de leiband zit en ik het park blindelings ken.’ ‘Oké’, zei ze, ‘wandelt u langer dan een kwartier? Want Rik krijgt snel kou – u zou hem wel na een kwartier moeten terugbrengen.’ ‘Oh’, zei ik, ‘dat is wel lastig – een kwartier is voor mijn hond nogal kort. Heeft Rik misschien een jasje?’ ‘Nee’, zei ze, en dan: ‘Ik zou u wel met Rikkie willen laten wandelen, maar hij wil het zelf niet. Ik zie het aan zijn lichaamstaal.’ De lichaamstaal van de genaamde Rikkie ademde intense haat, en ook wel bezetenheid door de duivel. Hij was buiten zichzelf van woede onderaan mijn stoel rondjes rond z’n eigen staart aan het draaien – zijn kleine kraalogen stonden strak op mijn gezicht gericht. Oud Vrouwtje plukte hem van de grond, zette hem op tafel, en begon er een gesprek mee. ‘Geen probleem’, zei ik, beledigd tot op de graat, ‘succes met het vinden van een wandelaar’. Het was toen ik opstond dat ik zag dat Fons levenloos op de bodem van z’n klein, kaal bokaaltje lag. ‘Oh nee!’, zei ik, ‘is er iets met de goudvis?’ Oud Vrouwtje liet Rik op de tafel achter en pikkelde naar Fons. Ze tikte op het glas, en draaide zich toen lachend naar me om: ‘Hij doet alsof hij dood is. Hij houdt niet van bezoek, Fons.’
Misschien kijk ik te veel horrorfilms, maar echt: het engste moment van 2025 heb ik al achter de rug. Hoop ik.