Column: waarom Els Keymeulen nooit nog situaties mag taxeren
Hoofdredacteur Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar avonturen in modeland. Deze keer belandde ze in een 7.4-aard-beving in Taiwan.
Een onderschatte wind
Ik heb de onbedaarlijke neiging de realiteit te minimaliseren. Dat geldt voor situaties aller aard – een onderdrijver zoals ik maakt geen onderscheid. Zo kan ik ei zo na mijn kransslagader doorsnijden bij het uitschieten met een aardappelmesje en zeggen: tut tut, het is maar een schrammetje. En wanneer het plots in de slaapkamer binnenregent, is mijn eerste reactie niet: het dak is lek (ter info: het dak wás lek), maar gewoon: het raam is vast niet goed gesloten. Autoalarmen: ik negeer die, want het is sowieso niet óns autoalarm dat afgaat. Helaas: beide keren eindigden we op het politiebureau. Idem voor de hond die in het park plots spoorloos bleek. Vol overtuiging toeter ik dan dat hij wel vanzelf terugkomt en dat IEDEREEN EENS KALM MOET DOEN. Waarna ik telefoon krijg: de hond is een halve kilometer verderop hijgend teruggevonden; godzijdank staat mijn nummer op zijn halsbandje.
Een onderdrijver zoals ik maakt geen onderscheid
Enfin, een lange aanloop naar het volgende: ik was afgelopen paasvakantie met het gezin op vakantie in Taiwan. Zalige plek, mooi weer, lekker eten, toffe mensen. Tot we op een ochtend letterlijk het bed uit worden geschud. Onze hotelkamer valt rond ons in duigen: drankjes tuimelen uit de minibar, de kroonluchter slingert zichzelf te pletter tegen het plafond, koffiekopjes gaan tegen de grond, mijn toiletzak katapulteert zichzelf het bad in. Toch enigszins paniek, want 1) wat ís dit en 2) de kinderen slapen in de kamer naast ons en we moeten nú naar daar, want god weet hoe het er daar uitziet. Na een paar mislukte pogingen om in rechte lijn naar hun kamerdeur te wandelen, raken we eindelijk binnen, en even plots als het is begonnen, stopt het schudden. We kijken om ons heen naar de ravage in de kamer en ik loop voorzichtig (overal glas) naar het raam. We slapen op de tiende etage van een torenblok – misschien valt er iets te zien? Het enige wat ik zie, is helemaal beneden een man, zwemmend in het zwembad.
“Oh nee!”, roep ik. “Paniek voor niks! Alles oké beneden! Het was denk ik de wind maar!”
We zaten in een 7.4-aard-beving, de zwaarste in 25 jaar in Taiwan. Mijn gezin heeft me verboden ooit nog situaties te taxeren. De zin ‘Het was de wind maar’ komt, zeker als het aan de kinderen ligt, later op mijn grafzerk te staan.