Belgische Mode: “De sterkte van de Belgische mode is dat er geen ‘één’ mode is”
Vijf creatieven uit de Belgische modescene in gesprek over mode postcorona, de ups en downs van een eigen modemerk en het belang van het woord ‘Belgisch’: dit is het verslag van wat hopelijk een nieuwe Feeling-traditie wordt.
We spreken af op zaterdagnamiddag, bij Inge Onsea thuis. Haar appartement aan de Graanmarkt is ruim, even kleurrijk als Inges geesteskind Essentiel Antwerp en de perfecte locatie voor een zaterdagavondborrel – al zullen we eerst voorzichtig starten met koffie en thee. De gasten druppelen binnen en Inge ontvangt iedereen met dezelfde welkomstzin: “Niet schrikken, ik heb net mijn ogen laten opereren!” Is dat taboe ook meteen van tafel. Elodie Ouedraogo is eerst, in een fluoroze top van haar label Unrun. Christian Wijnants is laatst: hij had nog een try-out voor de make-up van zijn FW22-presentatie met die andere grote naam uit de Belgische scene, Inge Grognard. Tegen half vijf heeft iedereen plaatsgenomen op de grote roze sofa en zijn we klaar voor een gesprek onder vrienden, dat begint met de vraag die eerst gesteld moet worden: hoe is het met iedereen, zo na een wereldwijde, disruptieve pandemie?
Elodie: “Voor Unrun was de coronacrisis interessant, en achteraf bekeken ook nuttig. Vóór de crisis zaten we met ons sportlabel in het ritme van de modeweken; vier collecties per jaar brachten we uit, en dat was heel zwaar voor ons team van drie. Sportkledij is niet zo onderhevig aan trends, dus toen ineens alles stilviel, namen we tijd om alle dingen waarvan we eigenlijk al voelden dat ze niet nuttig waren, te herbekijken. We focusten op nog maar twee collecties – winter en zomer – en zetten alles in op online. De website draaide overuren: ineens begon íédereen te sporten, en waren veel vrouwen op zoek naar comfortabele kledij. Dus ja, we hebben geprofiteerd van die drang naar een gezondere levensstijl, maar tegelijk zijn we veel van onze internationale klanten kwijtgespeeld. Dat was heftig, want we hebben altijd heel hard ingezet op de USA, omdat daar de gemiddelde vrouw de hele dag in sportkledij loopt. (lacht) Een dubbel verhaal dus, maar de learnings nemen we mee. Die twee collecties per jaar blijven: een zwarte legging is een zwarte legging, en in december is die nog even zwart als in januari. We hebben gemerkt dat steeds nieuwe dingen produceren vooral interessant is voor de aankopers – die willen graag veel keuze kunnen aanbieden – maar dat onze eindconsument eerder klassiek kiest. Wat je zelf leuk vindt, is niet noodzakelijk wat goed verkoopt: we zijn vandaag een beetje harder voor onszelf op dat gebied.”
Tom: “Die tendens is wel aan het verschuiven bij Essentiel Antwerp. De eindklant is echt klaar voor meer lef, voor gedurfder keuzes; het zijn de buyers die doorgaans wat voorzichtiger zijn bij ons.”
Christian: “Logisch, denk ik. De eindconsument koopt wat hij leuk vindt en neemt daarmee geen risico. Zo’n aankoper moet grote investeringen doen en wil dus niet te wild gaan – het zijn twee heel verschillende uitgangsposities.”
Christian Wijnants: “Een van de belangrijkste boodschappen van vandaag: de waarde van kledij moet omhoog”
Inge: “En toch drijft die klant ons tegenwoordig naar iets uitgesprokener collecties. Tijdens de coronacrisis was onze eerste bedenking: moeten wij nu ook geen loungewear uitbrengen? Maar net onze ‘uitblinkers’, zoals wij dat noemen, verkochten het best. Mensen hadden nood aan escapisme, aan kleur. En ja, die aankopers zijn voorzichtig – de tijd van ‘we zien wel’ is voorbij: je moet kunnen bewijzen dat iets verkoopt, en dan gaan ze graag mee.”
Christian: “In mijn geval is dat niet te veralgemenen, het hangt echt van winkel tot winkel af. Iemand als Sonja Noël (van Stijl, red.) neemt risico’s en gaat voor bijzondere stukken, terwijl andere winkels veeleer veilig aankopen. Het hangt allemaal van het cliënteel af, en ik heb dankzij de crisis net een betere verstandhouding opgebouwd met al mijn buyers. De banden zijn sterker dan ooit, we weten wat we aan elkaar hebben. Dat komt natuurlijk voor een deel omdat wij, Belgische labels, zeer toegankelijk waren tijdens de lockdown: inkopen bij ons kon gewoon nog, en we hebben boeken met stofstalen rondgestuurd, zodat de buyers konden voelen en zien wat ze kochten. Dat heeft geloond; we hebben die community echt aan ons kunnen linken. Die hele #ikkoopbelgisch-campagne heeft ook goed geholpen: klanten waren er zich echt van bewust dat ze onze economie en onze mode konden steunen door lokaal te winkelen. Het was een challenge, dat ga ik niet minimaliseren, maar het was wel noodzakelijk. Op bedrijfsniveau hebben we onze hele structuur herdacht, en zijn we teruggekeerd naar de essentie: waar zijn we sterk in, wat kost te veel energie... De mannencollectie is gesneuveld, en we zijn gaan focussen op ons DNA. Dat staat voor sterk breiwerk, en daaruit hebben we een Essentials-collectie gepuurd: mensen willen soms gewoon dezelfde trui, maar in een andere kleur. Onze precollecties hebben we behouden: die werken zeer goed en je kunt meer verdienen met vier collecties per jaar dan met twee, maar waar onze hoofdcollectie iets meer ‘designer’ is, duwen we in de precollectie op de prijzen, en focussen we meer op de essentials, de tijdloze klassiekers uit ons aanbod. Covid was voor ons een momentum: Christian Wijnants bestaat 19 jaar, het was tijd voor een evaluatie. En de lente van die eerste lockdown was de mooiste lente sinds heel lang (lacht): er was rust, tijd, en geen druk.”
Matteo: “Mijn verhaal is midden in de crisis gestart, en ik heb die periode aangegrepen om te kijken waar ik met mijn merk naartoe wil. Ik was altijd al met mode bezig: mijn mama is heel modieus, en we hadden een stoffenzaak in de familie. Ik kreeg stoffen voor mijn verjaardag, in plaats van speelgoed. (lacht) Ik ben gestart aan de academie in Antwerpen, maar ik denk dat mijn stijl al te vast lag; dat ik te weinig een onbeschreven blad was – ik heb snel afgehaakt. Ik ben zó beïnvloed door de Belgische modescene van de jaren tachtig, daar kan en wil ik niet meer van afstappen. Ik besloot het gewoon te proberen: ik had wat tekeningen liggen, en die ben ik gaan maken. Voornamelijk gedrapeerde jurken, blazers zonder mouwen, alles zwart, fluïde en zonder maten: door linten kon je alles zelf aanpassen. Ik denk dat in mijn eerste ‘collectie’ zo’n veertig jurken zaten, bijna allemaal zwart, sommige gemaakt uit gerecycleerde stoffen. Ik verkocht ze online, en werkte ondertussen aan een volgende collectie. Omdat ik weet hoe mode werkt – elke collectie iets nieuws, andere coupes, andere kleuren – gebruikte ik in mijn volgende drops meer kleur – lime, peach – maar het voelde niet meer als mezelf. Vandaag weet ik: ik moet niet per se willen meedraaien met het systeem. Ik wil back to black, en jurken draperen, dramatisch en kwalitatief. Covid was goed om te proberen, om richting te zoeken, maar straks ga ik een nieuwe collectie presenteren, made in Belgium, die 100% La Rosa is. Ook het symbool van de roos zal er beter in verwerkt worden. De jurken maak ik volledig zelf, ik drapeer rechtstreeks op pop. Voor de blazers heb ik naaisters die technischer kunnen werken, dat moet perfect zijn.”
Christian: “Maar wat is je droom? Wil je rechtstreeks aan klanten blijven verkopen, of zoek je toch een agent die je ook richting buitenland brengt?”
Matteo: “Het liefst wil ik aan buyers verkopen, maar ik weet dat dat moeilijk wordt: dan moet ik ‘volgen’ en kan ik niet meer helemaal mijn eigen ding doen. Plus dan is de prijs een probleem: een jurk van La Rosa kost al snel € 3.000; dat is bijna couture. Dat ís er niet in België, maar het is geen makkelijk segment. Avant-garde meets couture: daar sta ik voor. En zwart, want voor mij is de echte Belgische mode zwart – daarom vind ik het bijvoorbeeld moeilijk om trouwjurken te maken, al krijg ik die vraag vaker.”
Belgische mode
Inge: “Dat vind ik dus zo raar: ‘Belgische mode is zwart’ – dat is toch niet zo? Zelfs als je De Zes bekijkt: dat was toch niet allemaal zwart? Neem Walter Van Beirendonck, of Dirk Bikkembergs... En toch hoor je altijd dat de Belgische mode avant-garde is, en zwart. Hoe komt dat?”
Tom: “Het is wel zo: als Matteo zegt dat hij beïnvloed wordt door de esthetiek van de Belgische mode, dan weet ik precies wat hij bedoelt. Terwijl het inderdaad niet klopt.”
Christian: “De sterkte van de Belgische mode is dat er geen ‘één’ mode is. Iedereen heeft hier zijn eigenheid, en dat is voor mij Belgische mode. Authentiek, persoonlijk.”
Matteo: “Mijn mama droeg altijd Ann Demeulemeester en Margiela: voor mij is dat hét beeld van de Belgische mode. Ik refereer aan wat ik ken, maar ik begrijp dat dat niet voor iedereen hetzelfde is.”
Elodie: “Maar het concept ‘Belgische mode’ staat wel op de wereldkaart. Het avant-gardistische, dat lef van toen heeft grote invloed gehad op de mode wereldwijd. Dat voel je nog steeds. België is in die optiek nog steeds ‘een naam’. Voor multibrands bijvoorbeeld, die graag focussen op Belgische labels. Of in het buitenland, waar België heel relevant is qua modeland. Het wekt vertrouwen.”
Inge: “Voor ons merk is het zeer belangrijk dat er ‘Essentiel Antwerp’ staat; dat woordje ‘Antwerp’ is superbelangrijk. Toen we in Le Bon Marché werden verkocht, waren ze ‘Antwerp’ vergeten: ik word dan echt zot. Die connotatie is gewoon cruciaal, vooral naar export toe: we zijn een modeland, en dat willen we uitdragen. En ja, wij voelen ons zeker wel een deel van de Belgische mode, ook al zijn we een commercieel label en hebben we geen show in Parijs.”
Inge Onsea: “Voor onze merknaam is het zeer belangrijk dat er ‘Antwerp’ bij staat: die connectie is gewoon cruciaal”
Christian: “Wie showt en wie niet, is allang niet meer zo belangrijk hoor. Kijk naar Meryll Rogge, naar Sofie D’Hoore of Stephan Schneider: die doen het zeer goed en zijn zeer geloofwaardig, ook zonder show. Ik wéét dat ikzelf wel een show doe, in Parijs (lacht): ik vind kleding in beweging nog altijd de beste manier om een stuk te beoordelen. Je looks komen tot leven op de catwalk.”
Elodie: “Je hebt geen show nodig om succesvol te zijn, maar die magie van een fysieke show kun je tegelijk op geen enkele manier benaderen.”
Tom: “Wij doen ook shows (lacht): voor onze shopmanagers en inkopers. En ja: het is maar als de looks op de catwalk verschijnen, dat we écht zien of een silhouet klopt of niet.”
Christian: “Ik merk ook dat de laatste vijf jaar meer commerciëlere merken opduiken in Parijs, zoals een Paul & Joe bijvoorbeeld. Het is imago, een soort prestige.”
Inge: “Het zou voor ons vrijwel onmogelijk zijn een plekje te krijgen in de agenda van Paris fashion week. Er zijn zoveel regels ook...”
Elodie: “Wat ik niet begrijp, is waarom er geen fashion week is in Antwerpen. Ik snap niet goed waarom de Belgen allemaal in Parijs blijven; waarom kan dat eigenlijk niet hier?”
Christian: “Tien jaar geleden heeft dat idee even op tafel gelegen; een fashion week in Antwerpen. Maar dat is niet haalbaar – je kunt al die journalisten, buyers en influencers niet vragen naar Antwerpen af te zakken voor een paar shows.”
Inge: “Er zijn al zoveel modeweken; nu ook in Kopenhagen, en Shanghai. Ik denk niet dat er ruimte was voor nog één extra.”
Christian: “Soms moet je kunnen toegeven dat het oude systeem gewoon werkt. Hetzelfde met die hele see now buy now: dat is ooit geprobeerd, maar dat wérkt gewoon niet.”
Inge: “Goh ja, maar ik heb wel altijd het gevoel dat de kleren ‘oud nieuws’ zijn tegen de tijd dat ze in de winkels arriveren. Er zit zoveel tijd tussen.”
Tom: “Dat klopt. Ik denk dat social media daar een grote rol in spelen: je hebt alles al gezien online, de verrassing is alvast weg in de winkels.”
Christian: “En toch is dat concept van see now buy now onhaalbaar. Neem de stylisten: die lenen een nieuwe collectie uit en hebben dan zes maanden de tijd om die stukken te gebruiken. Dat gaat anders niet; onze kleren zouden nergens in de bladen terug te vinden zijn...”
Solden
Elodie: “Oké, maar wat met het duurzame aspect? Die shows waar mensen van over de hele wereld naartoe reizen; ik heb het daar best moeilijk mee.”
Inge: “Waar ook ter wereld je showt: mensen moeten er altijd heen reizen. Maar je hebt gelijk: minder fashion weeks zou beter zijn. Focussen op twee, drie plekken, en daar alles concentreren.”
Christian: “Als we het over duurzaamheid hebben: de solden vind ik het grootste probleem. Je levert in september, en in november is het al Black Friday – geen enkel product verliest zo snel zijn waarde als kledij.”
Inge: “Die solden waren tijdens corona hét probleem bij ons. Tijdens de eerste lockdown zat de nieuwe collectie net in bestelling – tegen de tijd dat de winkels weer open konden en die collectie in de rekken hing, moesten we alles afprijzen. Dat is een ramp, hé. Nu bon: radicaal met de solden stoppen, dat gaat niet. We zitten in een systeem waarbij we deel uitmaken van een groter geheel, we kunnen niet zeggen dat we ermee stoppen. Wat we wel doen, is minder agressief korting geven. We prijzen veel minder diep af, en grijpen ook niet meer elk momentum aan om af te prijzen.”
Christian: “Wat Graanmarkt 13 doet, daar heb ik enorm respect voor: ze hebben sinds drie, vier jaar geen solden meer en ze focussen op tijdloze stukken. Ik doe geen Black Friday, en ook geen koppelverkoop, maar helemaal stoppen is zeer moeilijk, omdat wij net als Inge in dat systeem zitten. Je kunt dat niet alleen beslissen. Wat wél moet veranderen, is de mentaliteit van de klant. Die moet beseffen dat niet alles altijd in korting komt. Het is aan ons om die klant op te voeden: geen korting in december, sorry.”
Inge: “Dat is voor jou wel makkelijker dan voor een commercieel merk. We leveren aan De Bijenkorf: zodra die kortingen geven, moeten we meegaan.
Tom: “Maar we zijn het er allemaal over eens hoor – die solden moeten minimaal een maand naar achteren.”
Christian: “Ik koop zelf in september nooit een wintermantel. Ik ga op vakantie in augustus, en dan wil ik teenslippers en een short kopen, maar dat kan niet – er is niks meer. Die shift moet er echt komen, maar dan moet dat wereldwijd gereguleerd worden.”
Tom: “Onze grootste aanpassing sinds corona gaat precies daarover: waar we vroeger na de zomercollectie een pre-fall lanceerden, hebben we nu een high-summer. Ons seizoen is langer, en het is veel logischer. Het heeft totaal geen zin in mei winterjassen aan de winkels te leveren.”
Elodie Ouedraogo: “We hebben geprofiteerd van die drang naar een gezondere levensstijl, maar tegelijk zijn we veel van onze internationale klanten kwijtgespeeld”
Duurzaamheid
Matteo: “Ik vind dat wel schrikken, al die regels en dingen waar je rekening mee moet houden. Ik voel dat ik daar nog een beetje buiten sta, al merk ik wel al die druk op sommige gebieden. Vogue Italia wilde graag mijn collectie brengen, maar ze wilden eerst weten of die wel duurzaam was. Nu werk ik al van bij het begin deels met gerecycleerde stoffen, maar ze bleven daarop hameren hoe belangrijk het was voor een startend label om duurzaam te zijn.”
Tom: “Maar wacht. Wat is dat eigenlijk, ‘duurzaam’? Iets shoppen in polyester en het dan voor de rest van je leven dragen, is dat niet duurzamer dan elke week een nieuw stuk kopen dat dan zogezegd sustainable is? Ik vind die hele discussie vrij zwart-wit.”
Matteo: “Daarenboven: duurzame stoffen zijn niet altijd de beste stoffen; qua verwerking en qua gebruiksvriendelijkheid.”
Elodie: “Eens. Onze stukken worden deels in België gemaakt, geproduceerd én verkocht. Dat is dan toch ook duurzaam?”
Tom: “Het hele concept duurzaamheid in de mode is een beetje hol. Vanaf het moment dat je iets maakt, is het niet meer duurzaam – dat is één. En twee: duurzaamheid is ook de verantwoordelijkheid van de eindconsument.”
Inge: “Twintig jaar geleden was dit geen topic, en dat merk je: het modesysteem is hier niet voor gemaakt.”
Tom: “En moet de mode-industrie duurzaam produceren, zodat de consument vervolgens guilt free kan blijven shoppen? Het is een gedeelde verantwoordelijkheid: wij nemen stappen, maar mogen we dat dan ook verwachten van de klant?”
Christian: “Sociale media zijn deel van het probleem: er zijn te veel meningen, vaak ook van mensen die over het onderwerp niets weten. Je kunt niet voor iedereen goed doen; het is gewoon belangrijk zélf te focussen op wat je belangrijk vindt.”
Tom: “Die meningen... Wij hadden recentelijk een aantal stukken waar het label omgekeerd was ingestikt. Plots wordt dat een ding: ‘Dit zal wel door een kind gemaakt zijn’. Terwijl het gewoon spraakverwarring was: in China herkennen ze onze tekens niet altijd. Maar dat krijgt dan echt een eigen leven op Twitter en co.”
Elodie: “Je hoort wit en zwart: de grijze zone hoor je nooit, want dat is niet interessant. Ik wil gewoon recht in mijn schoenen kunnen staan, maar dan nog krijg je kritiek. ‘Jullie zijn niet inclusief, want jullie maken geen XL-sportbeha’, horen we dan. Oké, maar dat is omdat ons design op dit moment onvoldoende steun biedt voor een XL, en we verkopen vrouwen niet graag een kat in een zak. Frustrerend.”
Christian: “Een van de belangrijkste boodschappen van vandaag: de waarde van kledij moet omhoog. Een vijftienjarig meisje dat elke week op de Meir iets nieuws koopt: dat is niet normaal. Een Primark-advertentie met kledij voor € 9,99: dat is niet normaal. Respect voor kleren: daar gaat het om.”
Elodie: “De media hebben hier ook verantwoordelijkheid. De mensen onze merken leren kennen, duiden waar de prijzen vandaan komen. Dat is weer dat stukje opvoeding hé.”
Christian: “Ja, en kunnen magazines ook stoppen met die ‘ copy the look’-dingen? Ik vind dat shockerend: dit is een silhouet van Michael Kors, maar we hebben het nagemaakt met goedkope mode. Kijk: de wereld zit vol ongelijkheid, maar ga niet kopiëren – dat vlakt alles af.”
Elodie: “Ik vind dat wel een moeilijke. Betaalbare en toegankelijke mode is belangrijk, want we hebben allemaal een ander budget. Maar kopiëren is nooit oké.”
Christian: “Alles is passie. Om iets nieuws te brengen, iets tijdloos, iets unieks. Ik zou niets anders willen doen – ik kán ook niets anders.” ( lacht)
Elodie: “Ik moet nog leren los te laten. Ik zit tot midden in de nacht berichten te beantwoorden, en ik heb – in contrast met de topsport waar ik uit kom – helaas niet alles zelf in de hand.”
Inge: “Ik heb geleerd: voor alles is een oplossing. Altijd. Er is ook een nieuwe generatie die meer respect heeft voor kledij, voor mode, voor merken van eigen bodem. Het komt allemaal wel goed.”
Wie is wie
Inge Onsea
Inge Onsea
Inge Onsea, creatief directeur bij Essentiel Antwerp. Het label werd opgericht in 1999, door Inge en toenmalig echtgenoot Esfan Eghtessadi. Het startte allemaal met vier T-shirts. Vandaag heeft het verkooppunten tot in Zuid-Korea.
Tom De Poortere
Christian Wijnants
Christian Wijnants
Christian Wijnants startte zijn gelijknamige label in 2003, na een studie aan de Antwerpse modeacademie en een passage bij Dries Van Noten. Wijnants wordt gelauwerd om zijn knitwear en prints, wint de International Woolmark Prize in 2013 en heeft vandaag een eigen flagship in Antwerpen en verkooppunten in Europa, Azië en Amerika.
Elodie Ouedraogo
Elodie Ouedraogo
Unrun is het enige label dat werd opgericht door twee olympische kampioenen: Elodie Ouedraogo en Olivia Borlée. In 2008 won het duo een gouden medaille op de 4×100 meter in Peking met 42 seconden en 54 honderdsten: meteen ook de oorspronkelijke naam van hun sportswearlabel. Vandaag staat Unrun voor high-end, performante en duurzame activewear, voornamelijk online te koop.
Matteo La Rosa
Matteo La Rosa
Matteo La Rosa is een Belgisch-Italiaanse designer met een voorliefde voor de new wave van de jaren tachtig, de Belgische avant-garde en duurzame mode. Hij richtte zijn label op in 2019 en baseert zijn silhouetten op het vrouwelijke lichaam, maar genderneutraliteit speelt een grote rol in zijn werk.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier