Achter de schermen van de modeschool: Modeacademie Antwerpen
Ze studeren af voor het kritische oog van headhunters van de grootste modehuizen, de internationale pers en de top van de Belgische mode. Een maand voor het grote defilé gingen wij de temperatuur opmeten in de Modeacademie in Antwerpen.
Een zaal vol studenten die aan het tekenen zijn, iemand die schoenen staat af te wassen in de toiletten, een student die stiekem een dutje doet, een groepje docenten in overleg. En op de achtergrond een speelplaats vol kleuters omdat de school tijdens de verbouwingen van MoMu tijdelijk gehuisvest is in een school op het Antwerpse Zuid. Hier kun je beter mensen kijken dan op een terrasje op de Grote Markt.
De studenten: passie en hard werk
Meer dan veertig nationaliteiten studeren aan de Antwerpse Modeacademie. De Belgen zijn er in de minderheid, en daar is volgens docent en ontwerper Walter Van Beirendonck een heel goede reden voor. “Iemand die extreem gemotiveerd is om van de andere kant van de wereld hier te komen studeren, heeft meestal ook al wat meer voorbereiding gehad. De Belgen die zich aanmelden voor de academie, komen vaak recht van de kunsthumaniora. Ze zijn piepjong en minder voorbereid”, vertelt Walter. “Op de Modeacademie komen verschillende culturen samen en dat geeft een mooie energie. Het zorgt voor een kruisbestuiving.” Quinten Mestdagh is een van de weinige Belgen die het ingangsexamen hebben doorstaan. Dit jaar studeert hij af. “Het stond in de sterren geschreven dat ik naar de Modeacademie zou gaan”, zegt hij. “Toen ik klein was, volgde ik elke woensdagnamiddag workshops in het MoMu. En rond diezelfde periode nam mijn moeder mij en mijn zus mee naar het defilé van de Modeacademie. Toen en daar besefte ik dat je Mode kunt studeren. Sindsdien kwam ik ieder jaar naar de afstudeershow. Ik begon modeboeken te lezen en ontwerpers te googelen. Exact tien jaar na die eerste keer heb ik mijn ingangsexamen gedaan. Hier ben ik verliefd geworden op het vak.”
De Californische Brandon Wen ontdekte Antwerpen tijdens een zomer in Parijs. “Ik volgde er een Summer Fashion Class en er was een dagtrip naar Antwerpen gepland. ‘Is Antwerpen belangrijk?’, vroeg ik, en de hele klas staarde me vol ongeloof aan”, lacht hij. “We hebben het MoMu bezocht en de boetiek Ra bestond toen nog, zo’n inspirerende plaats. Ik ben altijd aan Antwerpen blijven denken”, zegt Brandon. Na zijn studies aan Cornell University in New York, besloot hij zijn geluk te wagen in Antwerpen. “Ik wilde graag zanger worden. Maar als tiener raakte ik geobsedeerd door het tv-programma Project Runway. Ik begon zelf dingen te maken, naailessen te volgen. Het werd een passie.” Dat Mode studeren veel van je vraagt, ontdekten beide studenten al snel. “Ik heb onderschat hoe technisch mode maken is. Dat maakt de school zo hard: het uitwerken van je stukken, het metier van de kleermaker, de struikelblokken en de tijd die je er insteekt. Zelfs in mijn masterjaar worstel ik er nog mee. Langs de andere kant geniet ik enorm van mijn laatste jaar hier. Er zijn geen grenzen. Je collectie moet niet draagbaar zijn. Je mag echt de grootste expressie maken van wat jij zo geweldig vindt aan mode. Het is waarschijnlijk de laatste keer dat ik zo kan werken, als ik als ontwerper aan de slag ga, speelt draagbaarheid en commercialiteit natuurlijk een grote rol”, vertelt Quinten.
“Ik heb een visum met een vervaldatum”, vertelt Brandon. “Ik ben dus heel gemotiveerd om hard te werken en iets op te bouwen tijdens mijn tijd in Europa. Maar soms slaat de angst me om het hart. Als ik op Instagram al die jonge ontwerpers zie die nu al naam hebben, word ik heel onzeker. Bereik ik te weinig? Iedereen die hier studeert, zou in aanmerking kunnen komen voor een job bij een belangrijk modehuis, maar wat als het niet gebeurt, omdat je er zelf niet genoeg in gelooft of je best ervoor doet?” Gelukkig hebben de masters van de Modeacademie veel medestudenten die wél in hen geloven. “We zijn een soort kleine familie”, zegt Brandon. “We werken allemaal hard en weten hoeveel moeite en passie de anderen in hun collectie steken, waardoor er heel weinig competitiedrang is”, vult Quinten aan. “Ik krijg van vrienden weleens de vraag of iedereen hier bitchy is. De mode heeft die reputatie wel, maar ik merk daar zelf niks van.” “Ik ook niet, al voel ik me soms toch héél even geïntimideerd als iemand iets fantastisch gemaakt heeft. Maar een uur later heb ik mezelf er alweer over gezet”, geeft Brandon toe.
De leerkrachten: streng, maar rechtvaardig
Walter Van Beirendonck is ongetwijfeld de bekendste docent aan de Modeacademie. Hij geeft er les sinds 1985. “Ik dacht niet dat het iets voor mij zou zijn, maar ik ben het altijd blijven doen”, zegt hij. “Iedere docent werkt persoonlijk met de student, op maat van wat die nodig heeft. Ik sta in het derde jaar en volg het volledige parcours van de studenten van a tot z. Twee keer per week tonen ze ons hun werk. We werken altijd in duo’s van docenten, iemand van Coupe en iemand van Ontwerp, om zo goed mogelijk feedback te geven. Het vraagt veel energie omdat je constant in de wereld van de student kruipt. Ik merk in andere scholen dat de docenten hun eigen stijl heel erg opdringen, waardoor je een reeks klonen krijgt. In Antwerpen motiveren we onze studenten om hun collectie op de meest persoonlijke manier uit te werken.”
De Modeacademie staat bekend om haar veeleisende aanpak. “Dat klopt”, zegt Quinten. “Maar ik geloof ook wel dat je soms veeleisend moet zijn als je kwaliteit wilt bereiken. Er zijn momenten geweest dat ik me afvroeg of het nog correct is. Dat is vooral zo tijdens de eerste twee jaar. Dan wordt de selectie gemaakt. In die periode gaan we van zestig naar amper vijftien studenten. Het is een harde leerschool, maar voor mij blijkt het de juiste aanpak. Ik schrik nu soms hoever ik wil gaan voor mijn collectie. Je moet er wel sterk voor in je schoenen staan, want commentaar op je werk voelt snel heel persoonlijk aan. En misschien is die methode niet meer de juiste voor de generatie van vandaag.” “In het begin had ik het idee dat ze weinig ‘les’ gaven. Het voelt vaak meer als consultingmomenten”, zegt Brandon. “Maar als je erover nadenkt: hoe leer je creativiteit aan? Dat kun je niet zomaar overbrengen. Ze pushen en helpen je om aan je collectie te beginnen met collages en research. Tijdens de one-on-one momenten geven ze uitgebreid feedback. Ik vind de confrontatie met mezelf het moeilijkste aan de hele opleiding. Je kijkt constant in de spiegel. Je wordt constant afgebroken en weer opgebouwd, zowel door jezelf als door de docenten. Ik heb ooit gehuild om een blazer, een fucking blazer. Het is iets waarmee je moet leren omgaan.”
“We zijn heel streng omdat we onze studenten voldoende willen voorbereiden op de échte modewereld”, legt Walter uit. “Ze krijgen strakke deadlines. Soms is dat moeilijk. De wereld is veranderd: de mensen, de manier van communiceren, de research… en wij moeten ons daar ook aan aanpassen. We proberen hen er bijvoorbeeld op attent te maken om grondig te researchen. Om internet links te laten liggen en eens een boek open te slaan. Om uit te zoeken vanwaar een beeld komt. Wie heeft het gemaakt? Voor wie? Wat was het idee? Ik zeg hen vaak: later wil jij ook de credits krijgen voor je werk. Dat is belangrijk.”
Of hij het na al die jaren nog graag doet? “Het geeft me heel veel voldoening als ik studenten kan motiveren en helpen evolueren. Dat ze dingen doen die ze zelf niet hadden verwacht ooit te kunnen. Daar kan ik enorm trots op zijn. Of als studenten afstuderen en carrière beginnen te maken. Dat zijn soms waanzinnige verhalen van mensen die hier buitenkomen en al meteen creatief directeur worden van een groot modehuis, kijk naar Rushemy Botter (creatief directeur bij Nina Ricci, red.). De tijden zijn veranderd. Wij moesten tien jaar knokken voor we ergens een voet tussen de deur konden krijgen. Zij hebben een visitekaartje van de school, waardoor ze veel sneller opgepikt worden.”
Het defilé: Doe-alles-zelf met weinig budget
“Helleup!”, roept Brandon met een opvallend Antwerpse tongval als we hem vragen naar de afstudeershow. “Dat accent heb ik hier opgepikt omdat ik het zo grappig vind”, lacht hij. “All jokes aside, ik heb nog heel veel werk. Er komt veel organisatie bij kijken: ik moet de collectie afwerken, mijn installatie voor de expo bouwen, een fotoshoot organiseren, een filmpje maken. Ik tel de uren niet, want ik weet het liever niet. Maar ik neem lange lunch- en dinerpauzes, want anders hou ik het niet vol.” Ook Quinten krijgt stress nu de show nadert. “Ik dacht dat ik heel georganiseerd was begonnen, maar ik heb nog veel werk. De coupes van mijn collectie zijn redelijk simpel, maar de oppervlakte van mijn stof vraagt veel handwerk. Ik heb intussen mijn moeder en tante ingeschakeld om mee te naaien, want alleen krijg ik de klus niet geklaard. Nu lijkt het defilé nog veraf, maar over een maand is het een zottekot. Toch geniet ik ervan, want het is de laatste keer. Het einde van een heel intense periode in mijn leven.”
Niet alleen voor de studenten loopt de stress hoog op, ook de docenten weten wat te doen in aanloop naar het defilé. “De afstudeershow is gegroeid van een klein evenement naar een heel grote organisatie, waar drieduizend geïnteresseerden op afkomen. De hele organisatie wordt gedragen door een kleine groep docenten en een paar vrijwilligers”, vertelt Walter. “Het is ieder jaar weer een gevecht om de show met internationale jury klaar te krijgen. Er wordt amper over gepraat, maar het is veel gevraagd van mensen die eigenlijk iets anders zouden moeten doen. Het grote struikelblok is het gebrek aan middelen. Vroeger stopten sommige banken en bedrijven ons nog weleens iets toe, dat is volledig gedaan. Vandaag is er meer interesse in wielrennen of voetbal. Ook van de stad Antwerpen, culturele sector of het onderwijs moeten we niks verwachten. Terwijl de show toch een cruciaal onderdeel is van het leerplan en een evenement dat de Antwerpse mode op de kaart zet. Het lukt ons altijd wel, maar soms zou het toch fijn zijn om iets meer support te krijgen.”
Ook voor hun toekomst leggen Quinten en Brandon de lat hoog. “Ik heb hier zo lang gewerkt aan mijn eigen esthetiek dat ik het jammer zou vinden om de rest van mijn leven voor iemand anders te werken. Ik hoop over een paar jaar creatieve controle te hebben over mijn ontwerpen, maar dat is toekomstmuziek”, zegt Quinten. “Eerst ga ik stages lopen en een job zoeken!” Brandon: “Ik hou tijdens Men’s Fashion Week in Parijs een showcase met mijn collectie, om te kijken wat de reacties zijn. Deze herfst heb ik een stage bij Rick Owens. Ik zou graag een pauze nemen, maar langs de andere kant heb ik nu net een beetje momentum. Onlangs zag ik iemand met een T-shirt waarop stond ‘A body in motion stays in motion’ en ik zie dat als een teken van God (lacht), ik moet blijven doorgaan nu.”
op 7 en 8 juni om 20u is het jaarlijkse defilé, ‘SHOW2019’ in de Waagnatie op de Rijnkaai in Antwerpen. Op zaterdag 8 juni tussen 11u en 17u kun je tijdens ‘EXPO2019’ de installaties, ontwerpen en lookbooks van de studenten in detail ontdekken. Ze zijn die dag zelf ook aanwezig om extra uitleg te geven bij hun werk. Een unieke kans!
Tekst door Kristin Stoffels. Foto’s: Liesbet Peremans.
Meer over mode:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier