Binnenkijken bij Annick Van De Weghe: van paardenmeisje tot mode-ontwerpster
Ze maakt van dekens de mooiste jassen die je ooit zag, verzamelt hoofden uit Marrakech en levensbomen van de rommelmarkt. Maar het begon allemaal... met paarden.
Annick Van De Weghe staat voor ‘slow fashion’: eerlijke stukken met eeuwigheidswaarde die stilaan ook de luxeboetieks in binnen- en buitenland bereiken. Een gesprek.
Paardenfanaat
Annick: “Ik had niks, maar dan ook niks met mode te maken: ik zat diep in de paardenwereld. Ik heb altijd jumping gereden, mijn ouders ook – ik kende niets anders, en ik kon eigenlijk ook niets anders. Ik heb op internationaal niveau gereden en dus was het bijna logisch dat mijn dochter Romée dat ook zou doen: ze zat in het Europees jumpingteam, en ik bracht haar en de paarden met de vrachtwagen van wedstrijd naar wedstrijd. Dat was mijn job, mijn passie.”
“Op een bepaald moment bedacht ik dat de ‘paardenmode’ wel echt lelijk was: lelijke broeken, saaie witte hemden, ongeïnspireerde jasjes. En zo startte ik met een vriendin een klein merkje, Léon, met iets spannender rijkledij. We hadden hemden met een bavet en roze mouwen, we hadden bloemetjesprints, toffe sokken, technische vesten met leuke details. We konden geen van beiden naaien, maar we hadden de ideeën, en die brieften we door. Eigenlijk waren we best succesvol: we verkochten in paardenwinkels, en op grote wedstrijden hadden we een standje. Dan stond ik te verkopen, en zei ik: ‘Nu moet ik even weg, het is aan mijn dochter’. Een heerlijke tijd, maar op een gegeven moment wilde mijn vriendin met Léon een andere kant op dan ik, en toen stapte ik eruit, terug naar mijn paarden. En toen kreeg Romée een heel zwaar ongeval. Echt zwaar: acht ribben gebroken, trauma op de thorax, scheur in de arm – ze was er slecht aan toe, lag heel lang in het ziekenhuis. Ze heeft erna nog geprobeerd terug te keren, maar het trauma was te groot, en toen stopte het – we sloten het paardenverhaal volledig af.”
“Dat was echt verschrikkelijk: ons hele leven draaide om de paardensport, hé. We woonden in Wuustwezel, in functie van de paarden: er waren stallen, er was een piste – ineens was dat allemaal nutteloos. Ik wist totaal niet wat te doen. Ik kon niks (lacht), ik had geen job. Jawel, ik deed als hobby de etalages van een paar winkels in Antwerpen, omdat ik dat heel leuk vond: poppen aankleden, een sfeer neerzetten. Maar verder wist ik hoegenaamd niet waar te beginnen.”
Brazilië
“Een vriendin van me woonde in Brazilië; ze nodigde me uit om even naar daar te reizen, mijn hoofd leeg te maken. Ik werd aangetrokken door de juweeltjes die ik er zag: allemaal kruisjes, stenen, kleine bedeltjes. Ik kocht er een aantal, en maakte er voor mijn vriendin een ketting van. Die ketting werd opgemerkt door andere vriendinnen, die er ook één wilden, dus kocht ik een heel lot bedeltjes bij, en maakte er meer. Na een tijdje zette ik mijn kettingen op Facebook, en was ik overal de hele tijd aan het zoeken naar vintage bedeltjes – zo leuk, die marktjes overal doen, op zoek naar schatten. Ik denk dat het toen was dat ik doorhad: ik maak graag, ik hou van mooie dingen, van esthetiek – ik kan hier iets mee.”
“Reizen is altijd al de trigger geweest; wat Brazilië was voor mijn kettingen, was Zuid-Afrika voor mijn jassen. Ik heb altijd al een voorliefde gehad voor mooie stoffen, en dan vooral voor dekens. Dat is een overblijfsel uit de paardensport: mijn paarden hadden geen dekens die je in de winkel kocht. (lacht) Ik bestelde oude Engelse dekens, met gele, rode en blauwe strepen, en bond er een elastiek rond, zodat ze op de paarden zouden blijven zitten. Niet praktisch, maar wel heel mooi. Dus toen ik in Zuid-Afrika was, en daar in Lesotho mannen in dekens voor een vuur zag zitten, was ik meteen geraakt door de esthetiek ervan. Eens thuis zocht ik die dekens op, bestelde er twintig en maakte ik er jassen van. Ik bestelde honderd dekens bij, en verkocht díé jassen ook allemaal. Het ging echt hard, en winkels begonnen me berichtjes te sturen: ‘Die jassen, heb je er daar nog van? Wil je ze bij ons in de winkel verkopen?’”
AVDW
“Ik deed altijd maar wat, tot ik met mijn Lesotho-jassen op een modebeurs stond in Italië. Plots kwamen er mensen aankopen die me vroegen: ‘En wat breng je volgend seizoen?’ Wist ik veel! Ik viel volledig uit de lucht – ik was helemaal niet bezig met volgend seizoen. (lacht) Het was wel een inzicht: als ik wilde groeien, moest ik op een of andere manier toch wat meer de flow van de klassieke modemerken volgen. Vandaag ben ik een merk, en ben ik dus toch al bezig met volgende zomer – ik heb dertien verkooppunten en die mensen willen ongeveer weten wat er nog komt. Er sluipt natuurlijk ook wat stress in de job: het creatieve komt vanzelf; op de een of andere manier vertelt de stof me wat ik ermee moet maken, maar al het papierwerk? Daar krijg ik stress van, en dus gaat mijn dochter Romée me daarmee helpen. Zij zal het zakelijke luik van me overnemen, zodat ik me kan focussen op ontwerpen, op samenzitten met de naaisters, op stoffen uitkiezen.”
Made in Belgium
“Ik ben een klein label, en vooral: ik maak geen dertig stuks van iets. Ik heb één deken, waaruit één jas komt. Dan is het lastig om een grote productieketen in gang te zetten. Het is – schrijf dat maar op – afschuwelijk moeilijk om in België naaisters te vinden die op kleine schaal kunnen produceren. Eerst werkte ik met vier, vijf naaisters in Antwerpen, die elk voor mij een paar stukken maakten. Als je wilt groeien, heb je er meer nodig, maar in grote ateliers willen ze dan weer niet dat je je te veel komt bemoeien. Ik wil persoonlijk met mijn naaisters overleggen; stap voor stap kijken of iets werkt, maar in zo’n groot atelier zien ze mij niet graag komen hoor. Daar moet ik een patroon en een prototype afgeven en vertrekken, maar zo werk ik niet. Dus moest ik het toch buiten België gaan zoeken. Mijn stiefmoeder is Italiaanse, en zij heeft voor mij iemand gevonden die meer kan produceren, maar waar ik wel één op één mee kan overleggen. Met Google Translate. (lacht) Ik heb afgelopen week een hele dag met haar samengezeten, alle ontwerpen overlopen, de stoffen uitgezocht,... Ik had na die dag een punthoofd, maar het gaat wel goed komen.”
Plastic flessen
“We hebben net onze collab met Voited gelanceerd, een merk dat hele leuke slaapzakken maakt van gerecycleerde plastic flessen en dopjes. Dat soort ondernemingen vind ik echt geniaal; van afval iets moois maken. En dus zijn we gaan samenwerken: van hun overschotten heb ik jassen gemaakt: kleurrijk, vrolijk, warm. Dat soort samenwerkingen geeft energie, en het is zeer belangrijk om niet enkel met esthetiek, maar ook met duurzaamheid bezig te zijn. Ik denk dat de AVDW-klant daar ook naar op zoek is. Wij kleden veeleer sportieve vrouwen, die graag in de natuur zijn, een jas willen om warm te blijven op een lange wandeling. Onze stukken zijn opvallend, maar tegelijk zeer praktisch en draagbaar. En onze klant begrijpt de prijs van een mooi stuk: mijn jassen zijn niet goedkoop, maar de grondstof is al zeer duur, en dan het handwerk, het feit dat elk stuk uniek is.”
Thuiswerk
“Nadat we gestopt zijn met de paarden, en ik een nieuwe passie vond, was het snel duidelijk dat we moesten verhuizen. Een showroom in Wuustwezel, dat zou niet werken: mensen weten dat niet liggen, laat staan dat ze tot daar willen rijden. Toen we dit huis vonden, was het meteen duidelijk dat ik hier zou werken en wonen. Beneden showroom, boven leven. Het is heerlijk om aan huis te werken: de kinderen kunnen me hier altijd vinden; we lunchen samen en in het weekend ontmoeten we elkaar in de keuken voor koffie en een babbel. We hebben nog steeds geen eettafel, maar we zitten samen op een bankje aan kleine tafeltjes: ik geníét echt van die momenten tussendoor.”
“Mijn huis ís ook een beetje mijn werk: hier is geen binnenhuisarchitect binnen geweest. Reizen is ook hier de rode draad; bijna alles is een souvenir. Ik heb een hele collectie Afrikaanse hoofden uit Marrakech; elke keer als ik er ben, koop ik er eentje bij. En ik ben zot van levensbomen; dat zijn kleine boompjes van ijzerdraad met stenen en pareltjes. Ze zijn mooi, maar oorspronkelijk zijn het geluksbrengers – ze staan overal hier in huis. Vroeger, toen ik nog veel markten deed, vond ik om de vier maanden wel ergens zo’n levensboom. Dan was ik zó blij. Vandaag worden ze niet meer gemaakt, en zijn ze amper nog te vinden.”
Zwaluwen en parkieten
“Toen ik hier net woonde, miste ik de natuur erg. Bomen, maar ik miste ook vogels, en dan vooral zwaluwen. Bij ons in de stallen woonden er heelder families zwaluwen; ik wilde ook absoluut niet dat mijn man de nestjes weghaalde. In Antwerpen hoorde en zag ik niks, tót ik hier een keer een zwaluw zag voorbijvliegen – daar ben ik toen heel emotioneel van geworden.”
“Mijn vriendinnen denken soms dat ik gek ben (lacht): ik zie dingen die zij niet zien. Parkieten bijvoorbeeld. Op een dag sta ik hier in de tuin, en hoor ik een hels gekwetter in de boom van de buren. Ik kijk: dat zijn parkieten, een héle groep, wel twintig! Wat later ben ik met een vriendin aan het joggen in het park, en ik zeg: kijk daar, die parkieten zijn daar! Ze dacht toen echt even dat ik niet goed bij mijn hoofd was, maar ze vliegen hier serieus waar in de stad rond – je moet er maar eens op letten. En als je ze ziet, laat je mij maar iets weten.” (lacht)
AVDW in het kort
- Annick Van De Weghe (54) woont in Antwerpen met man, dochter Romée, zoon Arthy en hond Loulou.
- Ze heeft intussen verkooppunten in binnen- én buitenland, en staat vooral bekend om haar wollen dekenjassen, gemaakt van oude dekens.
- Vrouw die je in jouw dekenjas wilt zien: “Tracee Ross, de dochter van. Ik stuurde haar een DM om te vragen of ze een jas wilde uitkiezen – ze heeft nog niet gereageerd.” (lacht)
- Volgende stap: een webshop. Die lanceren we in oktober; mijn dochter Romée gaat die volledig leiden, het wordt echt haar ding.
- Droom: dat mijn kleinkinderen later tóch gaan paardrijden. Het is een prachtige jeugd.
- Vind AVDW via Instagram: @annick.vdw
Lees ook
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier