Column Cath Luyten: “Toen ik Mick Jagger vroeg of hij ook zo’n pain in the ass was bij persinterviews, keek hij me niet-begrijpend aan”
Ze volgt haar man tijdelijk naar het grillige Schotland, en neemt ons de komende zes maand mee in dat avontuur: als Cath Luyten van huis is, zijn we er graag bij.
‘Ga jij Rod Stewart maar interviewen’, hoor ik mijn eindredacteur nog zeggen. ‘Da’s ook een oude rakker met een jong veulen.’ We schrijven 2002, toen ik inderdaad nog dartel was en de sportjournalist aan mijn zijde een galop moest trekken om me bij te houden. Dat zowel Penny Lancaster (Sir Stewarts derde en -voorlopig – laatste eega) en ik allebei blond waren, moest de sleutel tot een succesvol interview worden over Stewards net uitgekomen plaat The Great American Songbook. Helaas was die plaat zodanig net uitgekomen dat ik het cd’tje pas kreeg op de trein richting Londen. Zijn nieuwe werk niet beluisterd maar voorts wel uitermate voorbereid, wachtte ik mijn beurt af voor de deur van de ‘Hyde Park suite’ van het vijfsterrenhotel The Dorchester.
Sir Stewart bleek een multitasker: hij wist het te woord staan van de wereldpers feilloos te combineren met het volgen van een voetbalmatch van zijn geliefde Celtic Glasgow – daar zaten de Schotse roots langs vaderskant vast voor iets tussen. Toen een Japanse tv-ploeg met verhitte hoofden buitenkwam, wist ik dat het aan mij was. Rod Stewart had er duidelijk geen zin in. Nukkig de kant van het kleine scherm in de aanpalende kamer uitkijkend – ze waren aan het verliezen – werd de man steeds kregeliger. De vraag of er ook eigen werk op het album stond, schoot duidelijk in het verkeerde keelgat. Dat mijn oudjes voor de kerk getrouwd waren op ‘I am Sailing’ maakte ook weinig indruk. En toen ik moest bekennen dat ik de cd pas op de trein had ontvangen, beende hij driftig weg. In de ogen van de cameraman las ik medelijden: ‘Celtic is loosing, you see.’ De rest van de wedstrijd bleef ik verbijsterd achter op een veel te gladde chesterfield; na een kwartier friemelen aan de leren knoopjes van de zetel liep meneer Stewart de kamer weer in, en gooide hij een promo-exemplaar mijn kant op. Op de foto lachte hij charmant. ‘I do like the picture’, opperde ik in een laatste poging de man te ontdooien – tien seconden later stond ik op de gang, zelfvertrouwen aan flarden. Dat ik de lift naar beneden deelde met Mick Jagger maakte iéts goed; toen ik hem vroeg of hij ook zo’n pain in the ass was bij persinterviews, keek hij me niet-begrijpend aan.
Vandaag zijn we twintig jaar later, en ik zit op de ferry richting Schotland, de heimat van papa Stewart. De lucht is blauw (!) en de kastelen lonken. Mijn lief mag er de komende maanden de volgende HBO-reeks van Richard Gadd (hem ken je van Baby Reindeer) mee regisseren. Tijd om mijn idee van de Schotten en het wraakbeeld van de raspende whiskeystem bij te stellen. Wordt vervolgd.
Meer lezen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier