Dominique White: “Kunst is bedoeld om van te genieten, niet om te zien als een sacraal object”
Ze is de zelfverklaarde koningin van de chaos, en toch straalt haar werk ook sereniteit uit. En het is bovenal relevant. Op atelierbezoek in Italië bij Dominique White, de jongste winnaar van de Max Mara Art Prize for Women.
“Het voelt bijna fout om hier zoiets te doen”, zegt Dominique White (32). We staan in haar atelier in Todi, een historisch Italiaans stadje dat zich pal tussen Firenze en Rome bevindt. Vooraf werden we verzocht geen lichtgekleurde kledij te dragen, vanwege potentieel opvliegende resten houtskool en roest. De ruwheid en destructiviteit die het werk van de Britse beeldhouwer kenmerkt, staat dan ook in schril contrast met het 16e-eeuwse palazzo waarin ze de sculpturen voor haar aankomende expo ‘Deadweight’ afwerkt. Het pand, gelegen in de schaduw van de San Fortunato-kerk, heeft rijkelijk versierde plafonds met liefelijke bloemschilderingen. Begrijpelijk dat met ruige materialen werken hier ietwat misplaatst voelt. “Ik heb in het verleden al twee keer per ongeluk een studio in brand gezet, dus dat zegt wel iets.” (lacht)
‘Ik zet nog voortdurend muziek op, ook tijdens het maken van mijn werk, want ik luister niet graag naar mijn eigen gedachten’
Hoe een Britse kunstenaar in dit kleine plekje in Umbrië verzeild is geraakt? Door de Max Mara Art Prize for Women te winnen, meteen ook de aanleiding van ons bezoek. Deze onderscheiding – een samenwerking tussen het Italiaanse modelabel Max Mara, de befaamde kunstgalerie Whitechapel Gallery in Londen en de private hedendaagse kunstcollectie Collezione Maramotti in Reggio Emilia – bestaat sinds 2005 en bekroont tweejaarlijks een zich als vrouw identificerende kunstenaar die actief is in het Verenigd Koninkrijk en nog geen grote solo-expo achter de kiezen heeft. De winnaar krijgt geen geldprijs, wel een zes maanden durende residentie op verschillende locaties in Italië op maat gesneden van haar artistieke noden. Die resulteert in een eigen tentoonstelling bij zowel Whitechapel Gallery als Collezione Maramotti. Voormalige laureaten luisteren naar inmiddels klinkende namen als Andrea Büttner, Emma Talbot, Laure Prouvost en Helen Cammock – die laatste twee sleepten later ook nog de gerenommeerde Turner Prize in de wacht.
In het voorjaar van 2023 viel die eer ook te beurt aan Dominique White, een alumnus van Goldsmiths en Central Saint Martins die grootschalige nautische sculpturen en installaties maakt waarmee ze nieuwe werelden voor ‘blackness’ wil creëren. Na haar overwinning mocht White heel Italië rondreizen (Agnone, Palermo, Genua, Milaan), om van augustus tot oktober 2023 hier in Todi te belanden. Op elke plek verkende ze een andere hoek van haar kunstpraktijk. Zo zocht ze ambachtelijke gieterijen en fabrieken op om zich nieuwe productietechnieken eigen te maken en trok ze naar universiteiten om haar notie over maritieme geschiedenis en slavernij in het Middellandse Zeegebied verder uit te diepen. Het zijn thema’s die aansluiten bij de theoretische kaders die haar werken stuwen: hydrarchie – macht over land door middel van heerschappij op het water –, afrofuturisme en -pessimisme.
Spookkunst
Vandaag schrijven we midden mei 2024. White heeft haar atelier in Todi na haar residentie behouden om er de werken van ‘Deadweight’ te kunnen voltooien, en wij mogen – vóór ze in juli aan het grote publiek getoond worden – over haar schouder meekijken. Een ateliermuur fungeert als moodboard voor haar artistieke referenties, en is beplakt met een allegaartje van scans uit boeken, foto’s van ankers en tekeningen van bootgeraamtes. “Ik ben een hamsteraar van beelden, altijd op zoek naar nieuwe inspiraties”, klinkt het bij de zelfverklaarde koningin van de chaos. Gehuld in een Wu-Tang Clan-shirt, Carhartt-broek, Dr. Martens-boots en met een koptelefoon rond haar nek, leidt ze ons naar twee zo goed als afgewerkte sculpturen. Haar fascinatie voor het maritieme is glashelder: de kronkelende ijzeren staven die voor ons liggen, doen denken aan tentakels van watercreaturen. Ze zijn verroest en er zijn gerafelde touwen en klei aan blijven hangen. Alsof ze al een tijdje aangespoeld zijn, of opgevist uit de zee – al snel blijkt dat White ze ook effectief een maand lang in de zee heeft laten liggen. We moeten er een veilige afstand van houden: ze zijn loodzwaar, scherp en van een grillige stabiliteit. Robuust en fragiel tegelijk. “Mijn werken zijn in dat opzicht wel wat antimuseaal”, aldus White.
Je groeide op in het Engelse Essex, een graafschap grenzend aan de kust. Is het daar dat je fascinatie voor de zee – en alles wat erin zit en erover vaart – vandaan komt?
Dominique White: “Toch niet, ik woonde nog een 45-tal minuten rijden van de kust vandaan. Die fascinatie voor de zee komt veeleer voort uit familiemythes en -verhalen die daarover gingen. Mijn familie is afkomstig uit de Caraïben, uit Jamaica en Saint Lucia. Op die laatste plek heb ik van kinds af aan veel tijd doorgebracht, op bezoek bij mijn moeders familie. Ik denk dat dáár de oorsprong van mijn kunstpraktijk ligt.”
‘ik noem mijn werken nooit “works”, maar wel “bodies”. Omdat ik graag denk dat ze zichzelf kunnen activeren’
“Wat de zee voor mij is? Een onbekende entiteit, een prachtig uitgestrekt lichaam dat niet echt kan worden bezeten of bevat. Ze voelt eindeloos. Dat ze zo diep is en dat we zo weinig weten over de wezens die erin leven: dat is tegelijk een obsessie en een angst voor mij.”
Je werk is onmogelijk los te zien van het nautische. Je bent gefascineerd door scheepswrakken, werkt met touwen, masten en zeilen. En de titel van je komende expo ‘Deadweight’ verwijst naar ‘deadweight tonnage’, de term die in de maritieme wereld wordt gebruikt voor het berekenen van het totale gewicht dat een schip kan dragen vooraleer het zinkt. Het maakt dat je werk weleens ‘ghostly’ – spookachtig – wordt genoemd. Ben je het daarmee eens?
White: “Dat hangt wat van het werk af, maar vooral mijn hangende werken hebben een zekere spookachtige aanwezigheid. Er wordt weleens over gezegd dat ze bijna lijken te neuriën. Alsof ze ademen. Een bizarre ervaring die denk ik voortkomt uit de onstabiliteit ervan en de verkruimelde, witte kaolienklei waar ik mee werk die heel poederachtig door de ruimte zweeft. Wat ook meespeelt, is dat mijn werken een fusie van objecten zijn; het lijken wel visnetten die verloren geraakt zijn in zee, en vast kwamen te zitten. Wanneer je ze eruit sleurt, weet je niet of er nog leven in zit.”
Hoewel ze als spookachtig omschreven worden, zie jij je werken vooral als levende wezens, toch?
White: “Inderdaad. Ik noem ze eigenlijk nooit ‘works’, maar wel ‘bodies’. Omdat ik graag denk dat ze zichzelf kunnen activeren. Ze zijn onafhankelijk van de kijker of de verzamelaar. Ze doen wat ze willen. Ik zie mezelf dan ook niet als hun maker. Ik ben een bemiddelaar, een getuige van het werk.”
Dochter van een clubkid
Was met kunst bezig zijn altijd al een evidentie voor jou?
White: “Het was nooit de bedoeling dat ik kunstenaar zou worden. Ik had het geluk om op te groeien in een creatief gezin: er zijn veel foto’s van mij en mijn zus al schilderend, kokend of onder de modder. Maar creatief zijn werd nooit gezien als een realistisch toekomstplan, veeleer als een hobby. Ik kom uit een immigrantenfamilie en daar was het altijd van: je moet boekhouder worden, of iets anders dat je gegarandeerd geld oplevert. Ik ben steeds een overachiever geweest naar mijn ouders toe en ging met hen onderhandelen: mag ik naar de kunstschool als ik in de béste kunstschool weet binnen te geraken? En: mag ik een kunstenaar worden als ik mezelf daarvoor vijf jaar de tijd geef? Ik zei dat als ik faalde, ik me zou gaan herscholen, zodat ze nog steeds blij konden zijn. Dat vonden ze dan oké. (lacht) Mijn ouders hebben ons echt bijgebracht dat hard werken zijn vruchten afwerpt.”
‘Er is iets beklemmends aan kunst die geconserveerd wordt voor altijd. Kunst is bedoeld om van te genieten, niet om te zien als een sacraal object’
“Daardoor heb ik steeds gevonden dat het absoluut een privilege is om op deze manier creatief bezig te kunnen zijn. Ik was de eerste in mijn familie die artiest werd, en zelfs een van de eerste om hoger onderwijs te gaan doen. Ik denk dat mijn drive en energie daarvandaan komen. Als andere mensen mijn CV of schema zien, dan zeggen ze weleens: ‘Dat is toch onmogelijk?’ Maar ik werk liefst buiten de norm, doe de dingen op een onconventionele manier en op een stevig ritme. Life’s too short, right?”
Je draagt een T-shirt van de Wu-Tang Clan. En een koptelefoon. Hoe belangrijk is muziek voor jou?
White: “Héél. Mijn vader, een echte clubkid uit de jaren tachtig met een grote platencollectie, introduceerde mij al op jonge leeftijd tot techno, jazz, hiphop en funk. Door zo op te groeien, zet ik vandaag nog steeds voortdurend muziek op. Ook tijdens het maken van mijn werk, want ik luister niet graag naar mijn eigen gedachten. Muziek was voor mij bovendien een introductie tot heel wat theorie. Sun Ra, Busta Rhymes, Wu-Tang, Drexciya en Alice Coltrane: allemaal maken ze bepaalde theorieën, zeker op het gebied van identiteitspolitiek, op een popculturele manier toegankelijk voor iedereen. Zo verkende ik het afrofuturisme (culturele stroming die nieuwe toekomsten voor ‘blackness’ voorstelt en een belangrijke rol speelt binnen Whites werk, red.) via de technomuziek. Scheppen, dat is voor mij een symbiose van muziek, theorie en het fysieke maakproces: zonder één van die factoren lukt het niet.”
Verdergaand op dat ‘scheppen’: hoe zou je je ‘kunstpraktijk’, je werkproces, omschrijven? In een interview met Apartamento zei kunstenaar Anthea Hamilton onlangs het volgende: ‘Je praktijk is als je eigen geur: je bent je er niet bewust van, maar hij is uniek voor jou’. Hoe zie jij dat?
White: “Ik worstel weleens wanneer ik de vraag krijg welke artiesten ik bewonder en bekijk. Omdat ik het moeilijk vind iemand te noemen die in dezelfde soort ‘maak’-categorie als mezelf zit – iemand als Jesse Darling (Brits beeldhouwer en Turner Prize-winnaar, red.) misschien. Dat is vermoedelijk ook de reden waarom ik redelijk twijfelachtig sta tegenover werken met assistenten: omdat mijn hand zó aanwezig is in het werk. En zoiets is echt moeilijk te reproduceren in een atelier. Ik maak geen gladde werken en ik zal nooit een gladde beeldhouwer worden. De manier waarop ik de dingen doe in woorden omzetten, is onmogelijk. Ik zou de praktijk zelf geen ‘geur’ noemen, maar er is absoluut een onofficiële signatuur, een fysieke stempel, die bij het werk hoort. Zelfs bij mijn ouder werk uit mijn studententijd zie ik heel erg dat het van mijn hand is.”
Er is een korte documentaire gemaakt over je tijd in Italië, die getoond zal worden tijdens je expo. In Todi kwam alles samen, zien we daarin. Niet toevallig dat we je net hier treffen dus.
White: “Ik heb tijdens mijn residentie wel 3.000 foto’s gemaakt. En ik zat veel in musea en universiteitslezingen, dus ik had nog geen tijd gehad om na te denken over hoe ik al die puzzelstukken nu bij elkaar ging leggen. Todi was de plek waar ik op dat vlak kon stilstaan. Michele (Ciribifera, de Italiaanse beeldhouwer die White begeleidde bij het 3D-renderen en ijzersmeden in de nabijgelegen metaalfabriek Metalserbatoi, red.) zei meteen: laten we wat werken maken! (lacht) Ik had vooraf al wel geschetst, maar het effectieve fysieke maken van objecten voor de expo gebeurde hier voor het eerst.”
Je creëert werken met materialen die uiteen kunnen vallen of mettertijd vergaan. Wat wil je ooit achterlaten als artiest? Geloof je in kunst voor de eeuwigheid?
White: “God, neen! Dat is waarom ik niet met brons werk. (lacht) Er is iets beklemmends aan kunst die geconserveerd wordt voor altijd. Ik werk nog steeds vanuit de mindset dat het een privilege zou zijn als mijn oeuvre mij overleeft, maar ik vind het een vervelend thema. Ik herinner mij een expo van Louise Bourgeois in de Hayward Gallery waar ik in die zin wat droevig van werd. Het was Bourgeois’ bedoeling dat haar werk ‘gebruikt’ werd, maar sinds ze overleden is, wordt het geëxposeerd in zo’n onberispelijke doos. Dat voelde niet juist voor mij. Ik vind dat kunst bedoeld is om van te genieten, niet om te zien als een sacraal object. Wanneer er een werk van mij aangekocht wordt, probeer ik de koper aan te moedigen het niet in een kist te stoppen, maar het constant te exposeren.”
Tot slot: hoe wil je dat de mensen ‘Deadweight’ straks beleven?
White: “Ik hoop dat ze de machtsdynamiek tussen henzelf en de objecten gaan overpeinzen. Dat ze er niet naar kijken als kunstwerken, maar als vreemde lichamen of entiteiten. En wat je ook doet, zeg niet dat mijn werk mooi is!” (schaterlacht) •
Dominique White:
• Is beeldhouwer en
installatiekunstenaar.
• Werd in 1993 geboren in de UK.
• Woont afwisselend in Marseille en Essex.
• Studeerde Fine Art aan Goldsmiths en Art and Design aan Central Saint Martins in Londen.
• Wordt vertegenwoordigd door galerie Spazio Veda in Firenze.
• Won de 9e editie van de prestigieuze Max Mara Art Prize for Women.
Dominique White: ‘Deadweight’. Van 2 juli tot 15 september in de Whitechapel Gallery in Londen (whitechapelgallery.org). Van 27 oktober tot 16 februari 2025 in de Collezione Maramotti in Reggio Emilia, Italië (collezionemaramotti.org).