Topcarrière en topconditie: zo blijft Vlaams minister Hilde Crevits in topvorm
Onder de letter ‘B’ was in de tweede editie van Van Dale in 1874 een nieuw woord te vinden: ‘burgemeestersbuik’. Verklaring: een dikke, zware buik. En ja, decennialang waren burgemeesters en andere hoge piefen weldoorvoede figuren die veel vergaderden, weinig bewogen en ongezond aten. Vandaag gaan de vrouwen en mannen in leidinggevende posities hardlopen, trainen ze voor marathons of peigeren ze zichzelf na de werkuren af op de fiets, want de Mont Ventoux staat te wachten om in hun kuiten te happen. De nieuwe topman of topvrouw is niet langer rond, maar vooral gezond. Ook Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits trekt zo vaak mogelijk haar sportschoenen aan, met of zonder drukke agenda.
Hilde (49): “Ik heb altijd veel gesport, van kleins af aan. Vroeger deed ik competitiezwemmen, nu loop en fiets ik veel. Ik heb een koersfiets waarmee ik regelmatig vanuit Torhout naar de kust fiets, en minstens twee keer per week ga ik joggen. Ook tijdens de werkuren, als het kan. Dan trek ik mijn loopschoenen aan en ga ik met Katrien, mijn woordvoerder, of een groep medewerkers van het kabinet tijdens de middag een halfuurtje joggen. Die momenten doen zo veel deugd. Ik zou er zelfs een vergadering voor durven te verplaatsen.
‘Voor dat halfuurtje joggen, zou ik zelfs een vergadering durven te verplaatsen’
Het lijkt misschien een prestatie om met mijn job als minister nog te blijven sporten, maar zo moeilijk is dat niet. Het is vooral een kwestie van willen. Als ik tijd kan maken om ’s avonds twee uur te vergaderen, kan ik ook tijd maken om een halfuurtje te gaan joggen. Ik kijk vooral naar het rendement achteraf. Na een rondje lopen voel ik mij als herboren. Mijn humeur is opgekrikt én ik kan veel meer werk verzetten. Doordat ik zelf regelmatig ga lopen, voelen mijn medewerkers zich minder geremd om dat tijdens hun pauze ook te doen. Mijn chauffeur gaat regelmatig wandelen wanneer hij moet wachten tijdens een vergadering. Ik vind dat fantastisch. Zelf ga ik zo veel mogelijk te voet naar het parlement en de regering. Naar mijn kabinet op de zevende verdieping neem ik zonder aarzelen de trap, en ik ben zeker niet de enige. Ik vind dat wel fijn, zo’n sportief kabinet. De beste medewerker is voor mij niet de medewerker die de meeste uren achter zijn bureau zit.
Op dat vlak merk je in de Wetstraat een groot verschil met vroeger. Toen ik tien jaar geleden minister werd, reed iedereen in Brussel met de auto rond. Niemand was bezig met gezond eten of meer bewegen. Die mentaliteit is gelukkig veranderd. Ik zie veel collega’s die de fiets nemen naar vergaderingen, en een glaasje wijn bij de lunch is geen vanzelfsprekendheid meer. Ik probeer zelf zo veel mogelijk vetarm te eten en vooral genoeg te slapen, liefst zeven tot acht uur. Ik heb dat nodig, anders kun je me op het einde van de week bij elkaar vegen. Vroeger was je een mietje in de politiek wanneer je dat durfde toe te geven, maar ook dat is stilaan aan het veranderen.
Ik vind het belangrijk dat wij het goede voorbeeld geven. Mensen mogen dat ook van ons verwachten, vind ik. Pas op, ik leef zeker niet perfect gezond. Het laatste wat ik wil doen, is de indruk wekken dat ik een of andere supervrouw ben. Ik wil net de drempel verlagen en laten zien dat je ook met een drukke agenda kunt blijven bewegen. Daarvoor hoef je niet om vijf uur ’s morgens op te staan om te gaan fitnessen. Dat doe ik ook niet, wees gerust (lacht).”
DOOR LIEN LAMMAR. FOTO’S: JORIS CASAER.
Meer artikels over gezondheid:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier