Column: “Of ik de boeken even kon brengen?” Ik ben bang dat mijn lintje knapte
Chef-mode Els Keymeulen schrijft elke maand in Feeling over haar wedervaren in modeland. Al durft er af en toe ook een meer dagdagelijks verhaal tussen kruipen. De voorbije maand werd ze slachtoffer van een wreed staaltje kerstkarma.
“Kunt u ze anders komen brengen? Ik woon hier vlakbij, maar ik heb geen auto.” “NEE!”, zei ik. “Tuurlijk niet, dat is toch niet de bedoeling? Regel het zelf.”
Maar van die onvriendelijkheid kreeg ik achteraf alsnog dikke, vette spijt. Gaan we!
Ik ben van pure verveling – en ook wel omdat ik aan het eind van zowel Netflix als het internet ben – aan een projectje begonnen: ik ga van de Grote Speelkamer (een kamer vol pony’s, neushoorns, tekeningen, verkleedkleren en snoeppapiertjes) een barokke eetkamer maken. Dat vergt eerst aardig wat opruimwerk, en meer denkwerk dan je zou vermoeden. Waarmee gaat mijn dochter ooit nog spelen? Wat hou ik bij voor de kleinkinderen? Wie doe ik een plezier met poppetjes met één been en moet ik echt ál die jaargangen van Donald Duck-magazine bijhouden? Na enig familiaal geweld (de kinderen raakten het slecht eens over de Donald Ducks) ben ik tot een plan gekomen. Paar dingen in de kelder, paar dingen op het rek, paar dingen naar het containerpark. En een zware doos vol kinderboeken zou ik weggeven, aan de deur. Ik sleepte met risico op hernia een bananendoos aan boeken buiten, liet mijn dochter een kartonnetje maken met de letters ‘GRATIS’ in vet, en wreef me in de handen: stap 1 – check.
Ik ben bang dat mijn lintje knapte. Dat kon toch niet de bedoeling zijn!?
Amper een uurtje later – ik was af en toe weleens door het raam gaan kijken of er zich al rijen gevormd hadden voor mijn bananendoos – ging de bel. Een mevrouw – of ze ál de boeken mocht meenemen. “Ja, tuurlijk”, zei ik, “weg is weg, haha. En er zitten veel toffe bij, hé?”. Ze vervolgde: “Kunt u de doos dan terug binnenzetten, totdat ik die kan ophalen?” Daar had ik even niet van terug. Ik wilde de boeken kwijt, namelijk. “Ja”, zei ik, “als u er dan vandaag wel om komt. Ik wil er graag van af; anders laat ik ze liever staan, dat begrijpt u.” De mevrouw keek bedrukt. “Vandaag zal niet gaan. Ik heb deze week geen vervoer. Dus ik zou de doos dan volgende week komen halen.”
Jullie moeten weten: ik heb helaas een expressief gezicht. Ook al piept mijn stem ‘oké geen probleem’, mijn ogen rollen meestal heftig in tegengestelde richting. Dus toen ik zei dat het ‘Misschien wel kon ja’ moet de mevrouw op mijn gezicht gelezen hebben dat ik voor de dood niet nog een week tegen Bumba is niet bang in het donker wilde aankijken. “Of u kunt ze even brengen? Ik woon vlakbij!”. Ik ben bang dat mijn lintje knapte. “NEE”, zei ik, “dat kan niet de bedoeling zijn. Als u de boeken wilt, moet u het zelf regelen.” De mevrouw haalde haar schouders op, mompelde iets à la ‘laat maar al’ en vertrok. Ik stond haar beteuterd na te kijken: was ik onsympathiek geweest? Had ik de doos moeten langsbrengen? Had ze misschien een groot gezin en helemaal geen boeken? Of was ze toch echt te veeleisend geweest? Ik wist het niet goed, dus ik rolde mijn mouwen op, en ging verder: ruimen, weggooien, poetsen, opbergen.
Uren later – het was te donker om nog spinnenwebben weg te poetsen – dacht ik aan de doos. Hopelijk was die leeg, of toch bijna, of misschien was die mevrouw alsnog alles komen halen. Maar karma had iets anders voor me uitgedokterd: het regende intussen, en mijn boeken waren nat, en vies. Toen ik de bananendoos wilde optillen, viel de bodem eruit. Tijdens het opruimen bedacht ik me: ik had vandaag de kans iemand blij te maken. Maar ik koos ervoor om op het einde achter te blijven met een kapotte doos vol natte boeken. Een waargebeurd kerstverhaal, met een moraal die ik me nog lang zal herinneren.