Column: Impostor Syndrome
Ze gaan me komen halen en terugslepen naar de allerlaatste stoel in economy (je weet wel: die ene zetel die niet achteruit kan): dát dacht ik dus de hele tijd, terwijl ik in first class op 12.000 voet hoogte naar Absolutely Fabulous – The Movie aan het kijken was (voor wie ’m nog niet gezien heeft: houden zo). Hoe hard ik ook probeerde te genieten – van de wijnkaart, de kussens die elk anderhalf uur werden opgeschud, de Britse thee met boterkoekjes – het lukte maar half.
Impostor Syndrome, zo heet de ziekte waar ik, zeker als ik me in grote luxe bevind, last van heb. In 1978 – niet toevallig mijn geboortejaar – werd de term voor het eerst gebruikt. Het komt erop neer dat veel (succesvolle) vrouwen geloven dat ze niet intelligent genoeg zijn, dat anderen hen te hoog inschatten, dat ze boven hun stand leven en dat ze op een gegeven punt geheid door de mand vallen, recht de economyclass in, naast een kotsende peuter. Al zolang ik mijn huidige job doe – 10 jaar omzeggens – leid ik in meer of mindere mate aan dit oplichterssyndroom: ik bevind me voor het werk in meer luxe dan ik mezelf ooit kan permitteren, en vaak voel ik me als een dief die op het punt staat betrapt te worden. Ik, Elske From the Block, vlieg first class tussen de CEO’s, diplomaten en oliesjeiks richting Shanghai, en twaalf uur lang moet ik mezelf inhouden om geen radslag te doen in de middengang. Bij het opstappen krijg ik een handgeborduurde pyjama van British Airways, en hoewel ik denk: ‘OMG EEN HANDGEBORDUURDE PYJAMA VAN BRITISH AIRWAYS’, gooi ik het ding achteloos op het bankje voor me, want dat doen de anderen ook. Ik durf geen hulp te vragen om de stoel-die-’s nachts-een-bed-wordt te bedienen, want dan heeft mijn in kostuum slapende buurman door dat ik nooit eerder in zo’n stoel heb gezeten. Ik bestel zonder aarzelen een van de zes rode wijnen op de kaart; geen benul van wat ik gedronken heb, maar zeggen dat je niet weet wat het verschil is tussen beaujolais en languedoc lijkt me om de een of andere reden niet stijlvol.
Ik, Elske From the Block, vlieg first class tussen de CEO’s, diplomaten en oliesjeiks richting Shanghai, en twaalf uur lang moet ik mezelf inhouden om geen radslag te doen in de middengang.
Om elf uur ’s avonds komt een stewardess een toilettasje brengen met nachtcrème, serum, een masker en nog wat spul erin waar ik heel blij van word. Ik neem het beige zakje met brede glimlach aan en kieper de inhoud leeg op mijn tafeltje;mijn buurvrouw weigert met een simpel handgebaar het hele ding. Cover blown. De hele vlucht bleek een oefening in zelfbeheersing: niet lachen als je eigenlijk wilt juichen, een praline weigeren terwijl je er het liefst twee na elkaar in je mond propt en die pyjama dan toch maar niet uit de verpakking halen, omdat iedereen blijkbaar zijn eigen gemonogramde nachtkledij bij zich heeft. Geníéten die mensen dan ooit nog wel, vroeg ik me ergens boven Heathrow af. Worden ze überhaupt nog ergens blij van? Worden ze ooit nog verrast? En hebben die stewardessen in first eigenlijk ooit al eens iemand ontmoet die oprecht blij was toen ze met de kaastrolley voorbij rolden?
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Het laatste uur besloot ik alle reserve te laten varen: ik bestelde een glas cola, stopte de pyjama ostentatief in mijn handbagage (beste souvenir ooit!) en drukte op elke knop in mijn privécabine (dat voetenbankje kan omhoog!). En terwijl links en rechts van me volop gecomputerd werd (druk druk druk), legde ik mijn stoel nog eens plat en haalde het sheet mask uit mijn gekregen toiletzakje. Ik zag eruit als een volslagen idioot, maar de stewardess knipoogde naar me, en bracht me nog een praline. See you in economyclass!
Lees hier de vorige columns van Els: